ECLI:NL:RBDHA:2022:6582
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden, waarop de verweerder instemmend heeft gereageerd. Eiser heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waardoor de rechtbank uitspraak doet zonder zitting op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 24 september 2021 zijn asielaanvraag ingediend, waarbij de beslistermijn aanvankelijk zes maanden bedroeg. De staatssecretaris heeft echter op 22 maart 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat betekent dat er uiterlijk op 24 december 2022 een besluit genomen moet worden. De ingebrekestelling van 30 maart 2022 is prematuur, omdat deze is ingediend voordat de verlengde beslistermijn was verstreken.
Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de overige beroepsgronden niet besproken worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.