ECLI:NL:RBDHA:2022:6582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
NL22.6584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden, waarop de verweerder instemmend heeft gereageerd. Eiser heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waardoor de rechtbank uitspraak doet zonder zitting op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 24 september 2021 zijn asielaanvraag ingediend, waarbij de beslistermijn aanvankelijk zes maanden bedroeg. De staatssecretaris heeft echter op 22 maart 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat betekent dat er uiterlijk op 24 december 2022 een besluit genomen moet worden. De ingebrekestelling van 30 maart 2022 is prematuur, omdat deze is ingediend voordat de verlengde beslistermijn was verstreken.

Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de overige beroepsgronden niet besproken worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.6584

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Vos).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden. Verweerder heeft hierop instemmend gereageerd. Eiser heeft niet binnen de daartoe gestelde termijn gereageerd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
2. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft op 24 september 2021 zijn asielaanvraag ingediend. Aanvankelijk bedroeg de beslistermijn op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zes maanden. Verweerder heeft echter op 22 maart 2022, en daarmee vóór het einde van de oorspronkelijke beslistermijn, de beslistermijn met negen maanden verlengd op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw. Hiertegen zijn geen gronden gericht. Dit brengt met zich dat verweerder uiterlijk op 24 december 2022 een besluit moet nemen op eisers asielaanvraag. De ingebrekestelling van 30 maart 2022 is aldus prematuur, zodat niet is voldaan aan de vereisten voor indiening van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat aan bespreking van de overige beroepsgronden niet wordt toegekomen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.