Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 30 april 2021, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14;
- het tussenvonnis van 6 april 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de brief van 15 juni 2022 van [eiser] , met productie 18;
- de mondelinge behandeling op 28 juni 2022, waarbij zijn verschenen:
2.De beslissing
van € 20.000 uit hoofde van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 30 augustus 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.De beoordeling
bis-Verordening [1] . De rechtbank ontleent haar rechtsmacht aan artikel 2 Rv jo. artikel 1:10 BW, nu het CBR als gedaagde partij is gevestigd in Nederland. Het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van artikel 10:159 BW, nu deze zaak een verbintenis betreft die buiten het toepassingsbereik van Rome II [2] valt. Volgens artikel 10:159 is Nederlands recht op deze zaak van toepassing.
€ 3.681,63 netto winst bedroegen.