ECLI:NL:RBDHA:2022:6512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
NL22.3702 en NL22.3704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 juni 2022, zijn twee zaken behandeld met de zaaknummers NL22.3702 en NL22.3704. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P.A. Blaas, hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvragen waren eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 7 april 2022 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de zaken NL22.3701 en NL22.3703, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Daarom zijn de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.3702 en NL22.3704
V-nummers: [nummer1] en [nummer2]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam], verzoeker,

[naam2], verzoekster,
hierna tezamen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. P.A. Blaas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 27 februari 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, tezamen met de zaken NL22.3701 en NL22.3703, op 7 april 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M.J. de Wit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL22.3701 en NL22.3703, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanR. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).