ECLI:NL:RBDHA:2022:65
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde suppletie-uitkering en de rechtsgeldigheid van de besluitvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Defensie over de terugvordering van een te veel betaalde suppletie-uitkering. De eiser ontving van 1 maart 2017 tot en met 20 juli 2020 een suppletie-uitkering, maar ontving daarnaast ook een WIA-uitkering. De minister heeft vastgesteld dat eiser te veel suppletie-uitkering heeft ontvangen en heeft een bedrag van €11.724,77 teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar is ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 30 november 2021, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser stelde dat het bestreden besluit in strijd was met het fair play-beginsel, omdat zijn vragen in het bezwaarschrift niet beantwoord waren. De rechtbank constateerde echter dat er geen geschil was over het feit dat eiser te veel suppletie-uitkering had ontvangen, maar dat de discussie vooral ging over de hoogte van het terug te vorderen bedrag en de periode waarover dit bedrag teruggevorderd werd.
De rechtbank oordeelde dat de minister bevoegd was om het te veel betaalde bedrag terug te vorderen en dat de correctie van de terugvorderingsperiode geen schending van het verbod van reformatio in peius inhield. Eiser had ter zitting verklaard het bedrag van €11.724,77 niet te betwisten. De rechtbank concludeerde dat de minister het terug te vorderen bedrag correct had vastgesteld en dat eiser niet benadeeld was door de werkwijze van de minister. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij het bedrag van €11.724,77 moest terugbetalen.