ECLI:NL:RBDHA:2022:6424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
AWB 21/5529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende rechtmatig verblijf

Op 15 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster van Spaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, nadat haar bezwaar tegen een besluit van de staatssecretaris ongegrond was verklaard. Het primaire besluit, genomen op 7 juli 2021, stelde vast dat de verzoekster geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. Na het indienen van beroep tegen het ongegrond verklaarde bezwaar, verzocht de verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat, gezien de omstandigheden, er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juni 2022 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5529

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], van Spaanse nationaliteit, verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan.
Bij besluit van 15 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het besluit van 15 september 2021 beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij besluit van 22 september 2021 heeft verweerder een nieuw besluit op het bezwaar genomen. Ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) richt het ingestelde beroep van verzoekster zich ook tegen dat nieuwe besluit.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [1] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 21/5528.