ECLI:NL:RBDHA:2022:6411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL22.4214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Turkse staatsburger met activiteiten voor de HDP en risico op vervolging bij terugkeer naar Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Turkse staatsburger die activiteiten heeft verricht voor de pro-Koerdische politieke partij HDP. De eiser, geboren in 1991, heeft in zijn asielaanvraag aangegeven dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Turkije, vooral vanwege zijn strafrechtelijke veroordeling in 2010 voor deelname aan een Newroz-viering en zijn betrokkenheid bij de HDP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging, maar heeft ook opgemerkt dat de Turkse autoriteiten mogelijk geïnteresseerd zijn in de eiser, vooral gezien het feit dat zijn moeder door de autoriteiten is benaderd. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd, omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees van de eiser niet aannemelijk is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4214

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.D. Albarda).

ProcesverloopBij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit, verzonden op 7 maart 2022) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Bayfal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Turkse nationaliteit.
1.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op lokaal niveau in Turkije activiteiten heeft verricht voor de politieke pro-Koerdische partij HDP. Eiser hielp (twee keer) bij verkiezingen bij het stembureau, bezocht regelmatig het plaatselijk kantoor van de HDP, nam deel aan gesprekken met leden en nam deel aan sobhets. Eiser heeft op 21 maart 2008 deelgenomen aan de viering van het Koerdisch nieuwjaar (“Newroz”), waarbij hij op straat stond terwijl hij een (politiek) pamflet in zijn handen had. Hier heeft eiser een voorwaardelijke celstraf voor gekregen. Hij heeft daarna ongeveer nog zes keer deelgenomen aan Newroz-festiviteiten. Eiser heeft daarnaast discriminatie ondervonden vanwege zijn Koerdische etniciteit bij zijn werkzaamheden, gedurende zijn schoolperiode, het dagelijks leven en tijdens zijn militaire dienst. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst niet meer in zijn land kan leven en in angst moet leven.
Besluit van verweerder
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Activiteiten voor de HDP;
Discriminatie vanwege Koerdische etniciteit;
Strafrechtelijke veroordeling vanwege deelname Newroz in 2008.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Verweerder gelooft alle vier de elementen, maar acht de vrees die eiser heeft dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst niet meer in zijn land kan leven en in angst moet leven, niet aannemelijk. Verweerder volgt eiser niet in zijn stelling dat hij wordt gezocht door de Turkse autoriteiten. Eiser heeft hierover wisselend verklaard, weet zelf niet of hij wordt gezocht en heeft niet gespecificeerd waarom hij zou worden gezocht. Daarnaast heeft eiser niet kunnen aangeven wanneer de autoriteiten bij zijn moeder langs zijn gekomen en heeft hij jarenlang in Turkije gewoond waarbij hij (los van de voorgeleiding bij de rechtbank in 2008), niet persoonlijk is gezocht door de autoriteiten.
2.2
Verweerder is verder van oordeel dat er bij eiser geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging, waardoor terughoudendheid van eiser mag worden verlangd ten aanzien van zijn politieke activiteiten bij terugkeer in zijn land van herkomst. Ten aanzien van de activiteiten voor HDP wordt overwogen dat niet aannemelijk is dat eiser hiervan problemen zal ondervinden bij terugkeer noch heeft eiser concreet gemaakt welke problemen hij zou ondervinden, ook nu hij eerder geen persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn sympathie voor de HDP. De rol van eiser bij HDP is zeer gering nu hij slechts marginale activiteiten bij de HDP heeft uitgevoerd. Uit de door eiser aangedragen bronnen kan niet worden aangenomen dat elk HDP-lid in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
Verweerder is voorts van mening dat de door eiser ondervonden discriminatie niet een dusdanig ernstige beperking van bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser heeft immers in Turkije meerdere werkzaamheden kunnen verrichten. Hij is daarbij nooit persoonlijk bedreigd met de dood, maar verklaart over algemene bedreigingen door de politie richting de Koerdische gemeenschap.
De opgelegde straf vanwege deelname aan Newroz bij terugkeer naar Turkije acht verweerder niet meer relevant en zal ook niet voor problemen zorgen omdat de voorwaardelijke straf is verlopen. Eiser heeft daarbij na zijn voorgeleiding bij de rechtbank geen concrete problemen meer ondervonden vanwege zijn veroordeling. De sluiting van eisers internetcafé kan geenszins in verband worden gebracht met de veroordeling in 2010.
De beoordeling van het beroep
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij niet meer in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat en geen gegronde vrees heeft dat hij bij terugkeer naar Turkije zal worden vervolgd of het slachtoffer zal worden van ernstige schade. Eiser verwijst hiervoor naar een aantal gebeurtenissen, zoals het feit dat de politie zijn internetcafé regelmatig kwam bezoeken om mensen daar lastig te vallen en dat hij zijn internetcafé uiteindelijk heeft moeten sluiten. Daarnaast is de politie bij de moeder van eiser thuis komen informeren naar eiser nadat hij was vertrokken en werd eiser als hij het HDP-gebouw verliet beledigd door de politie. Dat eiser wisselend verklaart kan eiser niet worden tegengeworpen; hij kan enkel verklaren wat hij van zijn moeder heeft gehoord en de hoormedewerker heeft onvoldoende doorgevraagd. Eiser voert voorts aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser enkel moet worden gezien als sympathisant van de HDP en dat hij maar marginale activiteiten voor de partij heeft uitgevoerd waardoor hij door deze lagere rang geen vrees voor vervolging heeft. Dat eiser niet formeel lid is van de HDP omdat hij zich nooit heeft laten inschrijven wil niet zeggen dat hij niet kan worden gezien als een echte aanhanger van de HDP. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij wel degelijk een actief aanhanger is van de HDP. Ook voelt eiser zich wel echt lid van die partij en bovendien kan het lidmaatschap, gezien zijn activiteiten voor de partij, door de Turkse autoriteiten wel worden toegedicht. Daarnaast kunnen HDP-leden met een lage rang ook in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan, zoals blijkt uit het overgelegde document van het Vluchtelingenwerk Nederland, de reactie op eisers asielrelaas van expert Gareth H. Jenkins en het algemeen ambtsbericht inzake Turkije van 2 maart 2022. Verweerder heeft eiser ten onrechte een inreisverbod opgelegd en een vertrektermijn onthouden.
Heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging of bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade?
4. Tussen partijen is in geschil of de activiteiten van eiser voor de politieke partij HDP wel marginaal zijn te noemen. Daargelaten of die activiteiten marginaal of meer dan marginaal zijn te noemen, in ieder geval staat vast dat eiser in verband met zijn activiteiten die hij in 2008 heeft verricht stafrechtelijk veroordeeld is geweest in 2010. Ook wordt door verweerder geloofwaardig geacht dat eiser daarna nog activiteiten heeft verricht voor de HDP en dat de moeder van eiser is bezocht door de autoriteiten nadat eiser uit Turkije is vertrokken.
4.1
De rechtbank stelt vast dat in de door eiser overgelegde reactie op het asielrelaas van eiser van de expert Gareth H. Jenkins het volgende staat.
“(…) Given that he only received a suspended sentence and that the period has now passed, he will not be automatically detained – as a result of his record in the GBT – if he returns to Turkey. However, he will be automatically identified as a convicted PKK sympathizer, which means that – although it is not inevitable – there is a risk that the police officer who enters his personal details in the computer at passport control will decide to hand him over to members of the Counterterrorism police (who have a presence at all points of entry into Turkey) for further questioning. It is my opinion that the likelihood of him being detained for further questioning at his point of entry into Turkey is higher than if he was already in Turkey and stopped at a routine checkpoint. This mainly because the security forces tend to be suspicious of any travel outside Turkey by a convicted PKK sympathizer. (…)
(…)
The police visit to the client’s mother’s house suggests that the police are already interested in the client and are suspicious about why he has disappeared. It is my opinion that, if he returns to his former place of residence, it is almost certain that the police will come and question him – with the questioning probably taking him after he has been taken into custody – about why he left Turkey, where he went and whether, while abroad, he was either active himself on the PKK’s behalf or came into contact with others who were involved with the organization.”
Uit die tekst valt af te leiden dat eiser alleen al vanwege zijn eerdere voorwaardelijke veroordeling bij aankomst in Turkije geïdentificeerd zal worden als veroordeeld PKK/HDP sympathisant en dat dit een risico met zich brengt dat eiser na controle van zijn paspoort overgedragen zal worden aan de ‘Counterterrorism police’. Uit de voornoemde reactie van Gareth Jenkins valt ook af te leiden dat de kans dat eiser nog gezocht wordt en ondervraagd zal worden in Turkije verder vergroot wordt door het feit dat de autoriteiten het huis van eisers moeder hebben bezocht op zoek naar eiser.
4.2
Hoewel uit de reactie van Jenkins afgeleid kan worden dat eiser bij terugkeer naar Turkije hoogstwaarschijnlijk ondervraagd door Turkse autoriteiten, kan ook Jenkins niet met zekerheid zeggen wat die autoriteiten met eiser zullen doen. Uit Jenkins reactie blijkt echter wel dat het risico dat eiser gemarteld zal worden niet uit valt te sluiten. Jenking stelt namelijk dat
“The risk of this questioning – either at the point of entry to the country or subsequently – including torture and physical or psychological maltreatment is difficult to assess with any degree of accuracy. Much would depend on precisely how the client is perceived by the security forces (e.g. what is in his record inPolNet) and the character – even mood on the day – of the interrogating officers. From the information with which I have been provided, it is impossible to state with certainty whether it would or would not occur. However, as noted above, I believe that it is almost certain that the police will seek to question the client if he returns to Turkey.”
4.3
De onzekerheid die Jenkins verwoord over de handelwijze van de Turkse autoriteiten na ondervraging van een HDP’er spreekt ook uit het algemeen ambtsbericht inzake Turkije van 2 maart 2022, waaruit blijkt dat toeval en willekeur lijken te bepalen welke HDP’ers wel worden opgepakt en gevangengezet en welke niet. Deze willekeur dient, zo staat in het ambtsbericht, het doel om angst en onzekerheid aan te jagen en mensen te ontmoedigen zich actief in te zetten voor de HDP.
4.4
Uit de informatie in het ambtsbericht en de reactie van Jenkins maakt de rechtbank op dat het niet zeker is wat de aard en frequentie moet zijn van de activiteiten van een lid of sympathisant van de HDP wil die persoon in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten komen te staan en het slachtoffer kunnen worden van vervolging of ernstige schade toegebracht door de Turkse autoriteiten. Wat op grond van de informatie van Jenkins wel kan worden aangenomen is dat eiser, vanwege registratie van de eerdere veroordeling en eisers vlucht uit Turkije en asielverzoek in Nederland, bij terugkeer een (aanmerkelijk) verhoogd risico loopt op ondervraging door de Turkse autoriteiten. Daarbij komt nog dat volgens Jenkins uit het bezoek van de autoriteiten aan het huis van eisers moeder kan worden afgeleid dat de Turkse autoriteiten nu al geïnteresseerd zijn in eiser en argwaan hebben over de reden van eisers vertrek. Onder die omstandigheden kan verweerder niet, althans niet zonder nadere motivering, worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft bij terugkeer naar Turkije het slachtoffer te worden van vervolging dan wel een reëel risico te lopen op ernstige schade.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep, voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag, gegrond is. Daaruit volgt ook dat het in het bestreden besluit vervatte terugkeerbesluit en het daarbij opgelegde inreisverbod geen stand kunnen houden.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser en stelt daarvoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op de aanvraag van eiser te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.