ECLI:NL:RBDHA:2022:6410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL22.5001 en NL22.5002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse man, een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit als onvoldoende geloofwaardig werden beschouwd. De eiser had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag was afgewezen als kennelijk ongegrond. In zijn herhaalde aanvraag stelde hij dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Irak vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn geaardheid oppervlakkig en summier waren, en dat hij geen inzicht gaf in zijn diepere beleving van zijn seksuele identiteit. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de eiser in eerdere procedures een relatie met een vrouw had verklaard, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn huidige claims. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij bescherming nodig had en dat de afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht was. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.5001 (beroep)
NL22.5002 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

ProcesverloopIn het besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 12 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Driessen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Iraakse nationaliteit. Hij heeft op 12 augustus 2019 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij - samengevat - ten grondslag gelegd dat hij in Irak voor een toeristisch bedrijf heeft gewerkt. In januari 2019 kwam hij er achter dat de eigenaar van dat bedrijf en zijn broer connecties hadden met een militie, namelijk Asaib Ahl al-Haq (de al-Haq militie). Eiser is bedreigd door de broer van de eigenaar om gegevens van rijke soennitische burgers, waarover hij door zijn werk beschikte, af te geven aan de al-Haq militie. Hem werd gezegd dat hij mee moest doen met de militie of anders voor zijn leven moest vrezen. Dat was in juni 2019 en vormde voor hem de aanleiding om Irak te verlaten. Na zijn vertrek hebben mensen nog meermalen aan zijn ouders gevraagd waar hij was. Verder is eiser de afgelopen vijf jaar anders gaan denken over geloof en heeft hij afstand genomen van de islam. Eiser heeft ook kritische berichten geplaatst op Facebook.
Verweerder geloofde eisers relaas, op het punt na dat hij wordt gezocht door de Al-Haq militie. Eisers geloofwaardig bevonden deel van het relaas leidde echter niet tot de conclusie dat hij bescherming nodig had. Verweerder heeft de aanvraag op 26 augustus 2019 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het door eiser hiertegen ingestelde beroep 4 oktober 2019 ongegrond verklaard [1] . Het hoger beroep hiertegen is op 4 november 2019 ongegrond [2] verklaard. Daarmee is het besluit in rechte vast komen te staan.
1.1
Eiser heeft op 1 juli 2020 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Op 17 maart 2022 heeft een gehoor opvolgende aanvraag plaatsgevonden. Eiser heeft aan deze herhaalde asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en daarom vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Irak.
Besluit van verweerder
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft zijn gestelde geaardheid in België noch in Nederland bij zijn eerste procedure kenbaar gemaakt. De redenen die eiser hiervoor heeft gegeven zijn opmerkelijk omdat hij zelfs bij een dreigende gedwongen uitzetting door de Belgische autoriteiten dit niet heeft aangegeven maar wel verklaart dat hij zijn gestelde geaardheid in België heeft kunnen ontplooien. Ook heeft eiser in de eerste procedure meermaals aangegeven een vriendin te hebben. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas.
De verklaringen van eiser over zijn gestelde geaardheid zijn consistent en navolgbaar, maar wel summier en oppervlakkig. Eiser geeft met zijn verklaringen geen inzicht in zijn diepere beleving en heeft daarmee de ontdekking van zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk gemaakt. Eiser geeft geen inzicht in zijn eigen afwegingen en innerlijke wereld. Eisers verklaringen over zijn seksuele ervaring met [naam 1] alsook zijn verklaringen over zijn relatie met hem zijn bevreemdingwekkend, oppervlakkig en summier. Eiser heeft niet aangegeven wat de relatie voor hem betekende en hoe zij vorm gaven aan de relatie. Hij geeft geen inzicht in hun onderlinge verstandhouding en hoe zij hun relatie ervaarden en geheim konden houden in een maatschappij die vijandig hiertegenover stond. Eiser heeft daarbij summiere verklaringen afgelegd over het vertrek van [naam 1] naar de Verenigde Staten. Eiser geeft geen inzicht in het hoe en waarom zijn terugkeer naar Irak hem zo zwaar viel. Hij heeft algemene verklaringen afgelegd waarmee geen sprake is van een authentiek verhaal waarmee eiser zijn gestelde geaardheid en het ontplooien daarvan in Nederland aannemelijk heeft gemaakt.
Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, Vw.
Beroepsgronden
3. Eiser voert, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte zijn homoseksuele geaardheid niet gelooft. Hij heeft daartoe een aantal punten aangevoerd. Verweerder is tegenstrijdig in het bestreden besluit omdat er wordt gesteld dat eiser niet heeft gelogen over zijn seksuele geaardheid maar tegelijkertijd stelt dat eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft een wantrouwende houding jegens eiser. Eiser heeft uitvoerig verklaard over zijn ontdekking van zijn seksuele geaardheid, hoe hij daarmee om is gegaan, zijn relaties en dergelijke. Zijn verklaringen zijn niet oppervlakkig en summier en verweerder had eisers zeer uitvoerige verklaringen met een beetje goede wil wel geloofwaardig kunnen vinden.
Voorts voert eiser aan dat het seksuele contact met [naam 1] wel degelijk geloofwaardig is. Seksuele contacten vinden op verschillenden manieren plaats en eiser voelde zich zodanig op zijn gemak bij [naam 1] dat hij mee is gegaan in het door [naam 1] geïnitieerde contact.
Verder heeft verweerder niet gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn tijd in Irak oppervlakkig en summier zijn.
Het is volgens eiser niet duidelijk waarom verweerder eiser tegenwerpt dat hij contact legt door het bezoeken van gaybars en hoe hij daarover uitvoeriger had moeten verklaren. Verweerder vraagt ten onrechte om bewijsstukken over zijn aanwezigheid bij de Pridewalk.
Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat verweerder in de beschikking enkel verwijst naar het voornemen en niet op de zienswijze is ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
Hoewel eiser kan worden toegegeven dat zijn verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid niet summier zijn, heeft verweerder zich wel op het standpunt mogen stellen dat eisers verklaringen oppervlakkig zijn. Eiser geeft met zijn verklaringen geen inzicht in zijn diepere beleving en heeft daarmee de ontdekking van zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.1
Eiser geeft over de ontdekking van zijn geaardheid vrij algemeen aan dat hij twijfels had en een worsteling ervaarde tussen zijn eigen wensen en die van de maatschappij. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser een aantal vragen kan benoemen die hij zichzelf stelde en dat hij tot de conclusie kwam dat zijn gevoel fout was, maar dat eiser daarmee geen inzicht geeft in zijn eigen afwegingen en innerlijke wereld. Eisers verklaring dat hij tot de conclusie kwam dat zijn gevoel fout was, is onvoldoende om inzicht te geven hoe dit eiser heeft beïnvloed. Eiser heeft enkel summier aangegeven dat er een video was met een scheldende imam erin wanneer hij wordt gevraagd wat hij tegenkwam tijdens zijn zoektocht op internet. Dit terwijl verweerder eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn zoektocht op internet toe te lichten.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen authentiek verhaal heeft verteld over de ontdekking van zijn geaardheid.
4.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn relatie met [naam 1] summier en oppervlakkig zijn. Eiser geeft niet aan wat deze relatie voor hem betekende en dit mag wel van hem verwacht worden. Met de enkele verklaring dat zij samen studeerden, maar dat hun relatie geheim bleef, heeft eiser geen inzicht gegeven in hun onderlinge verstandhouding en hoe zij hun relatie ervaarden en geheim konden houden in de maatschappij in een land als Irak. Verweerder heeft hier terecht bij betrokken dat de verklaringen over het vertrek van [naam 1] naar de Verenigde Staten – zelfs na doorvragen – summier zijn, vooral gezien dit een zware periode voor eiser zou zijn geweest.
Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving over de relatie met [naam 1] en in algemene verklaringen blijft hangen.
4.3
De rechtbank is voorts met verweerder van mening dat uit eisers verklaringen volgt dat hij vrij plotseling seks had met [naam 1] . Eiser heeft nadrukkelijk verklaard dat hij overtuigd was dat zijn gevoelens fout waren en dat als dit bekend werd hij zwaar kon worden gestraft. Eisers verklaring dat hij desondanks in de zaal van zijn huis seks heeft gehad met [naam 1] omdat hij zei dat het niet erg was om gevoelens te hebben voor mannen maakt niet inzichtelijk waarom eiser alsnog mee ging in de woorden van [naam 1] . Ook als eiser wordt gevraagd toelichting te geven op de tegenstrijdige gevoelens die eiser hierbij stelt te hebben gehad, blijven zijn verklaringen algemeen en geeft hij geen dieper inzicht in zijn eigen beleving. Eisers verklaringen over zijn seksuele handelingen met [naam 1] zijn daarom door verweerder terecht aangemerkt als oppervlakkig en summier. De enkele verklaring dat hij zich na deze handeling een zondaar voelde, maar tegelijkertijd ook innerlijke rust ervaarde is onvoldoende.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bevreemding wekt dat eiser en [naam 1] seksuele handelingen verrichtten in de zaal in huis terwijl de moeder van eiser in de keuken was. Verweerder heeft daarmee in aanmerking mogen nemen dat juist in een land waar homoseksualiteit wordt veroordeeld, – waar eiser zich ook bewust van was – verwacht mag worden dat eiser meer voorzorgsmaatregelen neemt alvorens seksuele handelingen te verrichten.
4.4
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het opmerkelijk is dat eiser in zijn vorige procedure heeft verklaard een relatie te hebben met een vrouw genaamd [naam 2] . Eiser heeft hier geen enkele verklaring voor gegeven, maar heeft enkel gezegd dat hij dit verzonnen heeft en dit niet waar is. De rechtbank acht dit vooral opmerkelijk omdat eiser niet enkel heeft verklaard een relatie te hebben met [naam 2] , maar eiser heeft in de correcties en aanvullingen van het eerste gehoor van 20 augustus 2019 nog aangevuld dat zij op vakantie was in Turkije. Eiser heeft daarbij in het nader gehoor expliciet aangegeven dat hij Irak heeft verlaten vanwege de verstikkende cultuur waarin hij zijn vriendin niet eens mocht bezoeken. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het voorgaande ernstig afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid over zijn gestelde homoseksuele geaardheid.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat nu eiser heeft aangegeven dat zijn terugkeer naar Irak de slechtste periode uit zijn leven was, verweerder terecht heeft opgemerkt dat het ernstig afbreuk doet aan eisers asielrelaas dat hij zijn geaardheid niet heeft opgegeven als reden voor zijn asielaanvraag. Ook heeft verweerder daarbij in aanmerking mogen nemen dat eiser als reden dat zijn terugkeer naar Irak zo slecht was eerst het gebrek aan nachtclubs benoemt en vervolgens de druk van zijn ouders om te trouwen met een meisje. Eisers enkele stelling na doorvragen van verweerder dat homo’s in Irak vernederd worden en hij het risico liep om ontdekt te worden, heeft verweerder summier en oppervlakkig kunnen vinden. Verweerder heeft daarmee, in tegenstelling tot wat eiser aanvoert, voldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn tijd in Irak oppervlakkig en summier zijn en geen inzicht geven in hoe en waarom zijn terugkeer naar Irak hem zo zwaar viel.
4.6
De rechtbank volgt eiser ook niet in de stelling dat het niet duidelijk is waarom verweerder eiser tegenwerpt dat hij contact legt door het bezoeken van gaybars. Eiser heeft aan de hand van zijn verklaringen zijn geaardheid niet aannemelijk gemaakt. Eisers stelling dat hij gaybars bezoekt leidt daarom niet tot een andere conclusie, vooral nu eiser vrij algemeen blijft over zijn ervaringen en gesprekken in deze bars terwijl het bezoeken van deze bars volgens hem een belangrijke rol speelde in zijn acceptatie van zijn geaardheid. Eisers stelling dat verweerder ten onrechte om bewijsstukken over zijn aanwezigheid bij de Pridewalk vraagt houdt geen stand. Verweerder heeft expliciet gesteld dat eiser geen verplichting heeft om bewijzen te leveren voor zijn verklaringen, maar dat zijn verklaringen ondersteund kunnen worden met objectieve bronnen.
4.7
De rechtbank is voorts van oordeel, dat anders dan eiser stelt, er in het bestreden besluit niet enkel wordt verwezen naar het voornemen maar er ook door verweerder wordt uitgelegd waarom het standpunt in de zienswijze niet wordt gevolgd. Eiser heeft niet toegelicht waarom deze reactie onvoldoende is.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Omdat de rechtbank beslist over eisers beroep en dit ongegrond verklaard is, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL19.20193 en NL19.20194.
2.Zaaknummer: 201907514/1/V2.