ECLI:NL:RBDHA:2022:6401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL22.4345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van nieuwe elementen en bevindingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvragen waren afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser voerde aan dat hij bedreigd werd en dat zijn familie in Zwitserland asiel had gekregen, wat zijn aanvraag zou moeten ondersteunen. Tijdens de zitting op 3 juni 2022 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er ook een tolk ingeschakeld.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de nieuwe elementen, waaronder een video en getuigenverklaringen, de kans op internationale bescherming niet aanzienlijk vergrootten. De rechtbank stelde vast dat de gemachtigde van eiser had nagelaten de video op de juiste wijze in te dienen, wat de beoordeling door de staatssecretaris beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht en onderzoeksplicht niet waren geschonden, omdat de staatssecretaris voldoende informatie had om tot een besluit te komen zonder eiser opnieuw te horen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4345

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Logtenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

ProcesverloopBij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.4346, op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Slimane. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te bezitten. Op 9 maart 2018 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 30 juli 2018 afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast. Eiser heeft vervolgens op 6 december 2018 een herhaalde aanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 6 februari 2019 buiten behandeling gesteld. Dit besluit staat ook in rechte vast.
2. Deze zaak gaat over de opvolgende asielaanvraag van eiser van 11 februari 2022. Eiser heeft aan deze opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat alsnog geloofwaardig zou moeten worden geacht dat hij is vertrokken uit Irak vanwege bedreigingen en de ontvoering van zijn vader. Eiser heeft ter onderbouwing in kopie het besluit van de Zwitserse asieldienst overgelegd dat is gericht aan zijn ouders en zusje. De gezinsleden hebben volgens eiser een asielvergunning gekregen in Zwitserland op basis van een asielrelaas dat overeenkomt met zijn eerder gepresenteerde asielrelaas. Daarnaast heeft eiser later in de procedure een video overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat zijn neef is ontvoerd, omdat de ontvoerders zijn neef voor hem zouden hebben aangezien. In beroep zijn ook de bij zienswijze aangekondigde getuigenverklaringen overgelegd, waaruit volgens eiser volgt dat hij wordt gezocht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [1] Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feit dat het filmpje pas in de beschikking wordt beoordeeld te wijten is aan het handelen van de gemachtigde van eiser. Deze gemachtigde heeft immers nagelaten de video op de daarvoor bestemde wijze bij het bestuursorgaan in te dienen. Het filmpje wordt in het bestreden besluit aangemerkt als nieuw element, dan wel bevinding. Toch is er geen reden om eiser te horen. Ook zonder het horen van eiser kan vastgesteld worden dat de ingebrachte video de kans op internationale bescherming niet (aanzienlijk) groter maakt. Over de aangekondigde getuigenverklaringen overweegt verweerder dat deze niet zijn bijgevoegd bij deze aanvraag en dan ook geen onderwerp van de besluitvorming zijn. Over de informatie uit Zwitserland overweegt verweerder dat hieruit volgt dat de dreigbrieven geen onderdeel zijn geweest van het gepresenteerde asielrelaas in Zwitserland. Ook blijkt hieruit dat het asielverzoek van eisers ouders is afgewezen. De familie van eiser heeft niet op persoonlijke gronden, maar op basis van algemene gronden een voorlopig verblijfsrecht gekregen in Zwitserland, namelijk de veiligheidssituatie in hun regio van herkomst. Verweerder concludeert dat geen sprake is van informatie die tot een ander oordeel zal leiden.
4. Eiser voert aan dat de hoorplicht en de onderzoeksplicht zijn geschonden. Verweerder heeft eiser ten onrechte niet nader gehoord of onderzoek verricht na toezending van de video. Verweerder was er van op de hoogte sinds wanneer de video in het bezit van de gemachtigde was en daarom ook van de reden waarom de video niet eerder is overgelegd. Daarnaast had verweerder de aangekondigde getuigenverklaringen dienen af te wachten alvorens een besluit te nemen. De huidige besluitvorming is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen. Eiser stelt verder dat uit de bijgaande getuigenverklaringen heel duidelijk wordt wat te zien is op de video en waarom hieruit blijkt dat hij gevaar loopt. Eiser doet verder een beroep op documentatie van de UNHCR over asiel en andere bescherming in Zwitserland. Hieruit volgt volgens eiser dat mensen een F-vergunning krijgen als sprake is van een typisch Zwitserse uitsluitingsgrond, of als terugkeer naar de herkomststaat zorgt voor zwaarwegende gevaren, bijvoorbeeld strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser stelt dat de asielvergunning aan zijn ouders is verstrekt op basis van het in Zwitserland gepresenteerde asielrelaas. In de beslissing is te lezen dat het relaas van de familie wordt gevolgd, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft over kunnen gaan tot besluitvorming zonder te wachten op de bij zienswijze aangekondigde verklaringen. Eiser heeft de opgevraagde verklaringen van de familie immers niet bijgevoegd bij de onderhavige aanvraag. Daarbij komt dat het een herhaalde aanvraag betreft en het aan eiser zelf is om een volledige aanvraag in te dienen. Het moment waarop hij dit doet kan hij zelf kiezen. De beroepsgrond dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen slaagt dan ook niet. De rechtbank volgt verweerder verder in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat de verklaringen niet leiden tot een andere conclusie, omdat uit de verklaringen niet onomstotelijk duidelijk wordt wie de mensen op de video zijn. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het niet duidelijk is door welk vertaalbureau en door welke beëdigde vertaler deze vertalingen zijn opgemaakt. Ook zitten de originele stukken niet in het dossier, zodat niet nagegaan kan worden van wie deze verklaringen zijn en of de inhoud klopt.
6. Verweerder heeft over het moment van inbrengen van de video terecht overwogen dat de gemachtigde heeft nagelaten om de video op de daarvoor bestemde wijze bij het bestuursorgaan in te dienen zoals staat beschreven op het formulier M35-O. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat de ontvangst van de video en het voornemen elkaar heeft gekruist, maar dat de video alsnog is betrokken bij het bestreden besluit. Nu in het bestreden besluit de overgelegde video alsnog is aangemerkt als nieuw element dan wel bevinding en inhoudelijk op de video is gereageerd, kan niet worden vastgesteld dat eiser door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft in het overgelegde filmpje verder geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te verrichten of eiser nader te horen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de video niet is voorzien van een beëdigde vertaling, waardoor niet woordelijk te volgen is wat er te zien is. Verder heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat uit de toelichting van gemachtigde blijkt dat het niet gaat om eiser zelf en dat niet is vast te stellen om wie het gaat op de video. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat ook zonder het horen van eiser kan worden vastgesteld dat de ingebrachte video de kans op internationale bescherming niet (aanzienlijk) groter maakt.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het asielbesluit van eisers ouders blijkt dat hun asielaanvraag in Zwitserland is afgewezen. [2] Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat uit het asielbesluit volgt dat eisers ouders en zusje Zwitserland niet hoeven te verlaten vanwege de ‘
Sicherheitslage in ihrer Herkunfstregion’. [3] Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eisers familie dus niet op persoonlijke gronden, maar op basis van de algemene gronden een voorlopig verblijfsrecht heeft gekregen in Zwitserland. Verweerder heeft dan ook niet hoeven uitgaan van de juistheid van het asielrelaas van eiser, aangezien eisers familie ook geen vergunning heeft gekregen op basis van het gepresenteerde asielrelaas.
8. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat verweerder tot het standpunt is kunnen komen dat de nieuwe elementen en bevindingen de kans dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk groter maken.
9. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Pagina 5 van de Zwitserse asielbeschikking.
3.Pagina 4 van de Zwitserse asielbeschikking.