In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser ontving op 21 december 2020 per ongeluk een reparatie-uitkering van €1.771,48, terwijl hij al een Ziektewetuitkering ontving. De gemeente heeft vervolgens op 15 maart 2021 besloten om een bedrag van €2.826,90 terug te vorderen, wat het brutobedrag was dat aan eiser was uitbetaald. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 30 november 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat het niet redelijk was om het brutobedrag terug te vorderen, aangezien de fout bij de gemeente lag en hij slechts het nettobedrag had ontvangen. De rechtbank heeft overwogen dat de gemeente in principe het brutobedrag kan terugvorderen, maar dat dit niet redelijk was in deze specifieke situatie, omdat eiser had geprobeerd het bedrag terug te storten en de gemeente hem niet had geïnformeerd over de juiste procedure.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het brutobedrag terug te vorderen. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en de rechtbank heeft bepaald dat de gemeente alleen het nettobedrag van €1.771,48 kan terugvorderen. Tevens is de gemeente verplicht om het griffierecht van €49,- aan eiser te vergoeden.