In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot terugplaatsing van een veroordeelde tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 22 december 2021, na meerdere overtredingen van bijzondere voorwaarden door de veroordeelde. De rechtbank heeft kennisgenomen van het vonnis van 4 februari 2016, waarbij de PIJ-maatregel was opgelegd, en van de omstandigheden die hebben geleid tot de vordering. De veroordeelde, geboren in 1996, heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging, waaronder het niet nakomen van meldplicht en het vertonen van agressief gedrag. Tijdens de zitting is gebleken dat de veroordeelde ook positief getest had op cocaïne en dat er een melding was gedaan bij Veilig Thuis vanwege een dreigende situatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en bepaald dat de veroordeelde voor de duur van twee maanden teruggeplaatst wordt in een penitentiaire inrichting. Na deze periode zullen de eerder vastgestelde voorwaarden weer herleven. De rechtbank benadrukt dat dit een laatste kans is voor de veroordeelde om zich aan de voorwaarden te houden en dat er een betere samenwerking met de reclassering moet worden gezocht.