Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift van 20 januari 2022, met producties 1 tot en met 9;
- het verweerschrift van 31 maart 2022, met producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2022. Hierbij zijn verschenen:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Keizer en [de tolk] , tolk Russisch;
- namens verweerster: mr. Rous.
2.De feiten
3.Het geschil
ten minste2017 last had van depressieve klachten. [de psychiater] schrijft dat er in de loop van 2017 verbetering optrad en [verzoeker] was in 2018 van de begeleiding en medicatie af. Ook moet het (eerste deel van het) verzoek onder IV worden afgewezen, omdat dit is gebaseerd op het ontoereikende en ondeugdelijke rapport van [de neuropsycholoog 1] .
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
bis-Verordening) van toepassing is. Op grond van artikel 4 lid 1 van deze verordening is de Nederlandse rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen. Het gaat immers om een verbintenis uit onrechtmatige daad en het schadetoebrengende feit heeft zich voorgedaan in Rotterdam. Nu Aegon haar statutaire zetel heeft binnen het arrondissement Den Haag is deze rechtbank op grond van artikel 1019x Rv zowel relatief als absoluut bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Deze bevoegdheid van de Nederlandse rechter is in overeenstemming met artikel 7 lid 1 WAM. Op grond van artikel 4 van de Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’) is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade zich voordoet. Dat is Nederland en dus is Nederlands recht van toepassing op deze zaak. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een andere rechtskeuze hebben gemaakt.
apert onjuist” is, want “
met uitzondering van de Visuele Associatie Test (VAT) laten 3 van de 4 tests voor leren en geheugen afwijkende subtests zien die statistisch gezien als benedengemiddeld dienen te worden gekwalificeerd i.c. T-scores < 40 (…).”. Dat dit het geval is, heeft [de neuropsycholoog 1] uitgebreid uiteengezet in zijn brief van 4 april 2020 aan de medisch adviseur van Aegon, waarin hij (op pagina 3) schrijft:
(…). In de onderstaande kopie van de testuitslagen van de heer [verzoeker] heb ik bijzonderheden, met name de benedengemiddelde testuitslagen, gemarkeerd. Bij de DSM5 vallen conform richtlijnen testuitslagen met een T-score tussen de 30 en 40 (zie ook de uitleg over T-scores in cursief weergegeven) onder de beperkte (neuro)cognitieve stoornis en uitslagen met T-scores lager dan 30 onder de uitgebreide (neuro)cognitieve stoornis c.q. dementieel syndroom. Bij de berekening van testscores van de heer [verzoeker] is rekening gehouden zijn premorbide cognitieve kwaliteiten door zijn uitslagen te corrigeren voor leeftijd en opleidingsniveau. Hiermee vervalt de door u voorgestelde noodzaak tot een vergelijk met pretraumatische data. Los daarvan vindt in de dagelijkse klinische praktijk veel diagnostisch onderzoek plaats bij patiënten waarbij premorbide gegevens ontbreken. Verder, volgens de DSM5 systematiek gaat het bij de heer [verzoeker] dus wel degelijk om afwijkingen op stoornisniveau. Uit puur methodologische overwegingen ben ik het met u eens dat bij het onderzoek van de heer [verzoeker] Russische referentiedata voorkeur hebben boven die uit Nederland. In uw betoog gaat u er echter zonde meer vanuit dat hij ten opzichte van Russische referentiedata minder afwijkend zou hebben gepresteerd. Er is mij geen wetenschappelijke literatuur bekend die uw veronderstelling bevestigd.”
“wisselende concentratie c.q. concentratiedips tijdens mentale belasting met, bijgevolg, minder geheugen”.Dat Aegon het met deze constatering niet eens is moge duidelijk zijn, maar gelet op de uitleg van [de neuropsycholoog 1] is naar het oordeel van de rechtbank op dit punt geen sprake van een zwaarwegend of steekhoudend bezwaar.
“bij de interpretatie van de testresultaten is geprobeerd rekening te houden met de taal- en cultuurbarrière, de tijdsvertraging door de vertaling van het Nederlands naar het Russisch en vice versa, en het feit dat de gebruikte cognitieve functietests zijn gebaseerd op Nederlandse normen”.In reactie op de kritiek van Aegon heeft [de neuropsycholoog 1] in zijn brieven van 4 april en 9 augustus 2021 (zie ook het tweede citaat onder 4.5) beaamd dat het de voorkeur zou hebben gehad dat er Russische referentiedata beschikbaar waren. Niettemin heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken daarvan er niet toe leidt dat de testresultaten niet valide zijn. [de neuropsycholoog 1] verwijst in dat verband ook naar neuropsychologische onderzoeken die in Rusland zijn afgenomen, waaruit volgens hem eveneens blijkt dat [verzoeker] lichte cognitieve klachten ondervindt. [de neuropsycholoog 1] benoemt vervolgens dat het gebruikelijk is dat niet-Nederlands sprekende patiënten met behulp van een tolk worden onderworpen aan een (Nederlandstalig) onderzoek en dat deze wijze van onderzoek wordt beschouwd als de “
best clinical practice”. In reactie daarop heeft Aegon nagelaten duidelijk te maken waarom de rapportage van [de neuropsycholoog 1] op dit punt niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze kritiek van Aegon.
acceleratie-deceleratie trauma”). Naar het oordeel van de rechtbank is ook op dit punt geen sprake van een omstandigheid die maakt dat de rapportage van [de neuropsycholoog 1] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hoewel aan Aegon kan worden toegegeven dat de door [de neuropsycholoog 1] gebruikte bewoordingen vragen oproepen, blijkt uit de beantwoording van de gestelde vragen op 4 april 2020 duidelijk dat [de neuropsycholoog 1] op basis van de door hem afgenomen tests en de resultaten van de onderzoeken die [verzoeker] eerder in Rusland onderging van oordeel is dat [verzoeker] lijdt aan lichte cognitieve stoornissen als gevolg van het ongeval.