ECLI:NL:RBDHA:2022:6367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
C/09/619977 / HA ZA 21-963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot schenkingen en onroerend goed

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2022, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De partijen waren met elkaar getrouwd in gemeenschap van goederen, maar de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen was nog niet gerealiseerd na de echtscheiding die op 22 december 2020 was uitgesproken. De man en de vrouw hebben verschillende vorderingen gedaan met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap, waarbij de vrouw een overbedelingsvergoeding van € 35.044,50 vorderde en de man een overbedelingsvergoeding van € 17.955,50. Een belangrijk geschilpunt was of schenkingen van de moeder van de man, ter waarde van € 150.000, onder uitsluiting waren gedaan en dus niet in de gemeenschap vielen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schenkingen onder uitsluiting zijn gedaan, op basis van de verklaringen van de man en zijn moeder, die gedetailleerd en consistent waren. Dit leidde tot de conclusie dat de geschonken bedragen niet in de verdeling van de gemeenschap betrokken moesten worden. De rechtbank heeft vervolgens de verdeling van de onroerende zaken, waaronder appartementen, vastgesteld, waarbij de vrouw en de man elk een aantal appartementen toegewezen kregen. De rechtbank heeft ook de waarde van de appartementen laten taxeren, waarbij partijen gezamenlijk een taxateur moesten kiezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De rechtbank heeft in haar vonnis ook bepaald dat de schenkingen niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en heeft de vorderingen van de partijen in de verdeling van de gemeenschap toegewezen, met inachtneming van de verplichtingen die aan de toedelingen zijn verbonden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/619977 / HA ZA 21-963
Vonnis van 8 juni 2022
in de zaak van
[de vrouw]te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. van der Bijl te Alphen aan den Rijn,
tegen
[de man]te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.M. Vervoorn te Nieuwkoop.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2021 met producties 1 t/m 10;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met productie 1;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 12 tot en met 17;
  • het tussenvonnis van 23 februari 2022,waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • de akte houdende overlegging producties tevens akte houdende eiswijziging van de vrouw van 17 maart 2022 met productie 18;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 maart 2022.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is, met hun instemming, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken op de verslaglegging. Zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
Waar gaat deze zaak over?
2.2.
De man en de vrouw zijn met elkaar getrouwd geweest in gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 22 december 2020 van deze rechtbank is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Tot op heden heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap nog niet plaatsgevonden. Daar gaat deze rechtszaak over.
Omvang van de gemeenschap
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat de peildatum voor de omvang en de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap 1 oktober 2020 is en dat op deze datum tot de gemeenschap behoorden:
  • de echtelijke woning aan de [adres] , die inmiddels is verkocht en waarvan de overwaarde bij helfte is verdeeld;
  • de zes onroerende zaken (appartementen) aan de [Straat] [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] , [huisnummer 4] , [huisnummer 5] en [huisnummer 6] in [plaats 2] ;
  • de hypotheekschuld, gekoppeld aan de appartementen, ter hoogte van € 459.505;
  • de schuld aan mevrouw [A] ter hoogte van € 140.000;
  • de schuld aan de heer [B] ter hoogte van € 100.000;
  • de bankrekening bij de Rabobank op naam van de man met rekeningnummer [rekeningnummer 1] met een saldo per peildatum van € 3;
  • de bankrekening bij de Rabobank op naam van beide partijen met rekeningnummer [rekeningnummer 2] met een saldo per peildatum van € 2.401;
  • de bankrekening bij de Rabobank op naam van beide partijen met rekeningnummer [rekeningnummer 3] met een saldo per peildatum van nihil (deze rekening is inmiddels opgeheven);
  • de bankrekening bij de Rabobank op naam van de vrouw met rekeningnummer [rekeningnummer 4] met het saldo per peildatum van € 795;
  • de ING Spaarloonrekening op naam van de vrouw met rekeningnummer [rekeningnummer 5] met een saldo per peildatum van € 5;
  • de Audi met kenteken [kenteken nummer 1] met een waarde van € 10.000;
  • de Mercedes Vito met kenteken [kenteken nummer 2] met een waarde van plusminus € 7.500;
  • de motor BMW Tour met kenteken [kenteken nummer 3] , met een waarde van € 9.985.
De eisen van partijen over de verdeling
2.4.
Na wijziging van eis vordert de vrouw dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt conform haar voorstel, waarbij de man aan haar een overbedelingsvergoeding moet betalen van € 35.044,50.
2.5.
De man op zijn beurt vordert dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt op de manier die hij voorstelt, waarbij de vrouw aan hem een overbedelingsvergoeding moet betalen van € 17.955,50. Ook vordert hij dat de rechtbank voor recht verklaart dat de schenkingen door de moeder van de man zijn gedaan zijn uitgesloten van de huwelijksgoederengemeenschap die tussen partijen heeft bestaan.
2.6.
Partijen voeren over en weer verweer tegen elkaars vorderingen. Zij zijn het daarbij met name niet eens over de vraag of de schenkingen die de moeder van de man tijdens het huwelijk heeft gedaan al dan niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen. Ook verschillen zij van mening over de verdeling van de appartementen.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt.
De schenkingen
2.8.
Tussen partijen is niet is geschil dat de moeder van de man tijdens het huwelijk in totaal € 150.000 heeft geschonken (op 27 april 2013 een bedrag van € 50.000 en op 22 januari 2019 een bedrag van € 100.000). Ook is niet in geschil dat deze bedragen zijn geïnvesteerd in de bouw van de appartementen. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of deze schenkingen onder uitsluiting zijn gedaan. Als de schenkingen onder uitsluiting zijn gedaan, dan vallen deze buiten de gemeenschap en komen deze alleen aan de man toe.
2.9.
Vereist voor een rechtsgeldige schenking onder uitsluiting is dat voorafgaand aan (of uiterlijk bij) de schenking door de schenker wordt bepaald dat deze buiten de gemeenschap valt.
2.10.
De man stelt dat zijn moeder voorafgaand aan de schenkingen heeft bepaald dat de schenkingen niet in de gemeenschap zouden vallen. Ter onderbouwing van zijn standpunt legt hij twee schenkingsovereenkomsten over die zijn moeder en hij volgens zijn zeggen op 27 april 2013 en 22 januari 2019 ondertekend hebben. De vrouw betwist dat de schenkingen onder uitsluiting zijn gedaan. Zij wijst erop dat de man pas in het kader van de echtscheiding een beroep heeft gedaan op de uitsluitingsclausule en dat zij toen ook pas hoorde dat er schenkingsovereenkomsten zouden bestaan. Toen zij de overeenkomsten bij de man opvroeg, zei hij eerst dat het ging om notariële aktes, maar later bleken het onderhandse aktes te zijn, waarvan zij slechts een kopie heeft ontvangen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, wilde de moeder van de vrouw de originelen niet geven, zodat de vrouw niet de kans heeft gekregen om de overeenkomsten op echtheid te laten onderzoeken. De man heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij voorafgaand aan beide schenkingen met zijn moeder heeft besproken dat de schenkingen buiten de gemeenschap van goederen zouden vallen. Hij wist wel dat hij daarvoor had getekend, maar wist niet meer precies of dat notariële aktes of gewone overeenkomsten waren, ook omdat hij in die periode allerlei zaken bij de notaris moest afwikkelen in verband met het overlijden van zijn vader. Hij is aanvankelijk ook niet achter de schenkingsaktes of
-overeenkomsten aan gegaan, omdat hij er vanuit ging dat de vrouw en hij de appartementen, die partijen bestemd hadden als investering voor hun kinderen, onverdeeld zouden laten. Omdat hij dacht dat partijen niet zouden hoeven verdelen, heeft hij aanvankelijk geen aandacht besteed aan de stukken over de schenkingen. Pas toen de vrouw erop stond dat de appartementen verdeeld zouden worden, is hij achter de schenkingsaktes aangegaan. De moeder van de man heeft op de mondelinge behandeling hetzelfde verklaard en zij heeft daarbij aangegeven dat zij de schenkingen alleen wilde doen als deze niet in de gemeenschap zouden vallen; zonder deze voorwaarde zou zij de schenkingen niet hebben gedaan. Deze voorwaarde stelde zij, zo heeft de moeder van de man uitgelegd, omdat zij weinig vertrouwen had in de stabiliteit van het huwelijk van de man en de vrouw en omdat zij wilde dat het geld bij een eventuele scheiding in de familie zou blijven.
2.11.
De verklaringen van de man en zijn moeder zijn gedetailleerd en uitvoerig, en komen op de rechtbank betrouwbaar over. De vrouw heeft op zichzelf niet (althans niet gemotiveerd) betwist dat de man en zijn moeder de voorwaarde van uitsluiting voorafgaand aan de schenkingen hebben besproken. Wél heeft zij uitvoerig betoogd dat de door de man overgelegde aktes niet voorafgaand aan de schenkingen zijn ondertekend en heeft zich om die reden op het standpunt gesteld dat zij de aktes wil laten onderzoeken.
2.12.
Hoewel de rechtbank het met de vrouw eens is dat niet zeker is of de man en zijn moeder de schenkingsovereenkomsten daadwerkelijk voorafgaand aan de schenkingen hebben ondertekend (de vrouw suggereert dat de aktes zijn geantedateerd), is zij van oordeel dat dit niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van dit geschil. Een schenking onder uitsluiting is namelijk vormvrij en hoeft niet in een schriftelijke overeenkomst te zijn vastgelegd om rechtsgeldig te zijn. Op basis van de consistente verklaringen van de man en zijn moeder is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat de man en zijn moeder voorafgaand aan de schenkingen hebben afgesproken dat de geschonken bedragen niet in de huwelijksgoederengemeenschap zouden vallen. Het geschonken bedrag van in totaal € 150.000 komt daarom alleen aan de man toe en zal niet in de verdeling worden betrokken. Dit leidt ertoe dat de door de man gevorderde verklaring voor recht dat de schenkingen niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen, zal worden toegewezen.
Toedeling van de appartementen
2.13.
De volgende vraag is hoe de appartementen verdeeld moeten worden. Partijen zijn het erover eens dat de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats 2] aan de vrouw toegedeeld moeten worden en de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 5] en [Straat] [huisnummer 6] te [plaats 2] aan de man. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
2.14.
Beide partijen hebben daarnaast de toedeling gevorderd van het appartement aan de [Straat] [huisnummer 4] , en willen dat het appartement aan de [Straat] [huisnummer 3] aan de ander wordt toegedeeld. De vrouw heeft echter bij conclusie van antwoord in reconventie te kennen gegeven dat zij [Straat] [huisnummer 4] alleen toegedeeld wil krijgen als de schenkingen van de moeder in de gemeenschap vallen, omdat zij het appartement anders niet kan financieren. Dit is niet het geval (zie hiervoor, 2.12). De rechtbank zal daarom de eigendom van het appartement aan de [Straat] [huisnummer 4] aan de man toedelen. Dit betekent dat de eigendom van het appartement aan de [Straat] [huisnummer 3] aan de vrouw zal worden toegedeeld, omdat partijen het erover eens zijn dat zowel de man als vrouw ieder drie appartementen toegedeeld moet krijgen.
2.15.
Dit betekent dus dat aan de vrouw zal worden toegedeeld de eigendom van de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 1] [huisnummer 2] en [huisnummer 3] [plaats 2] en aan de man de eigendom van de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 4] , [huisnummer 5] en [huisnummer 6] .
Waarde van de appartementen
2.16.
Partijen zijn het niet eens over de waarde van de appartementen. De man en de vrouw hebben de appartementen op 1 februari 2021 laten taxeren, maar de vrouw stelt dat van die waarde niet meer kan worden uitgegaan. Dat is de rechtbank met de vrouw eens: bij het vaststellen van een over- of onderbedelingsvordering moet in beginsel worden uitgegaan van de waarde van de gemeenschapsgoederen ten tijde van de verdeling. Dat betekent dat de taxatiewaarde per 1 februari 2021 niet leidend is, omdat de verdeling pas wordt vastgesteld in dit vonnis.
2.17.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de waarde van appartementen sinds 1 februari 2021 (de taxatiedatum) met minimaal 20% is gestegen. De vrouw onderbouwt deze stelling met een bericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek waaruit volgt dat de algemene prijsstijging van koopwoningen 20% is. De man heeft het standpunt van de vrouw voldoende gemotiveerd betwist, onder andere door aan te voeren dat de door het CBS becijferde gemiddelde prijsstijging niets zegt over de waarde van deze appartementen (in deze regio en in verhuurde staat). Dit betekent dat waarde van de appartementen nader moet worden vastgesteld door een taxateur. De taxateur moet de waarde van de appartementen vaststellen per de datum van dit vonnis, omdat dat de datum is waarop de verdeling wordt vastgesteld.
2.18.
De rechtbank draagt partijen het volgende over de taxatie op:
De vrouw stelt binnen één week na de datum van dit vonnis aan de man drie verschillende makelaar(skantoren) voor om de appartementen te laten taxeren.
De man kiest binnen een week na ontvangst van het voorstel één makelaar(skantoor) uit.
Als de vrouw niet op tijd het voorstel onder 1 doet, dan heeft de man de vrije keus vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis om binnen een week zelf een makelaar te kiezen. De vrouw is dan aan die keus van de man gebonden.
Als de man niet op tijd de keus onder 2 maakt dan mag de vrouw vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis binnen een week een keus maken uit de drie makelaars(kantoren) die zij voorstelde aan de man. De man is dan aan die keus gebonden.
4. Binnen één week nadat de makelaar via de hiervoor beschreven weg(en) is gekozen, zullen partijen samen aan die makelaar opdracht tot taxatie van de woning per de datum van dit vonnis verstrekken. De door de makelaar getaxeerde waarde is bindend tussen partijen.
5. Beide partijen mogen aanwezig zijn bij de opname die de makelaar uitvoert om tot de taxatie te komen.
6. De vrouw en de man dragen ieder de helft van de kosten van de taxatie.
Overige onderdelen van de gemeenschap
2.19.
Partijen zijn het voor het overige eens over de verdeling (van de bankrekeningen, de auto’s en de motor) en ook over hun draagplicht ten aanzien van de schulden, zodat de rechtbank daarop zal beslissen zoals beide partijen hebben gevorderd.
Wettelijke rente
2.20.
De vrouw vordert de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding over het bedrag dat de man uit hoofde van de verdeling aan haar verschuldigd is. Nog afgezien van het feit dat nog onduidelijk is of de man überhaupt wordt overbedeeld (de door de vrouw becijferde overbedelingsvordering is gebaseerd op de veronderstelling dat het door de moeder van de man geschonken bedrag in de gemeenschap valt), geldt dat de verdeling van de gemeenschap wordt vastgesteld in dit vonnis. Voor deze datum is er in ieder geval geen sprake geweest van verzuim aan de kant van de man. Voor vergoeding van wettelijke rente is daarom geen plaats.
Proceskosten zullen worden gecompenseerd
2.21.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

3.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank:
3.1.
stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:
3.1.1.
aan de man worden toegedeeld:
  • de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 4] , [huisnummer 5] en [huisnummer 6] te [plaats 2] , onder de verplichting om de helft van de nog te taxeren waarde van deze appartementen per de datum van dit vonnis (waarbij de taxatie moet plaatsvinden op de wijze zoals vermeld in 2.19) aan de vrouw te betalen;
  • de bankrekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer 2] , onder de verplichting om € 1.200,50 aan de vrouw te betalen;
  • de bankrekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , onder de verplichting om € 1,50 aan de vrouw te betalen;
  • de Audi met kenteken [kenteken nummer 1] , onder de verplichting om € 5.000 aan de vrouw te betalen;
  • de motor BMW Tour met kenteken [kenteken nummer 3] , onder de verplichting om € 4.992,50 aan de vrouw te betalen;
een en ander onder de verplichting om als eigen schuld voor zijn rekening te nemen:
  • de schuld aan mevrouw [A] ter hoogte van € 140.000;
  • de helft van de schuld ten aanzien van de ING Rentevast Lening met leningnummer [leningnummer] ter hoogte van € 459.505 (op 17 maart 2022);
en onder de verplichting om aan de vrouw te betalen:
- een bedrag van € 50.000 in verband met de in de gemeenschap vallende schuld aan de heer [B] van € 100.000, die de vrouw als eigen schuld voor haar rekening zal nemen;
3.1.2.
aan de vrouw worden toegedeeld:
  • de appartementen aan de [Straat] [huisnummer 1], [huisnummer 2] en [huisnummer 3] te [plaats 2] , onder de verplichting om de helft van de nog te taxeren waarde van deze appartementen per de datum van dit vonnis (waarbij de taxatie moet plaatsvinden op de wijze zoals vermeld in 2.19) aan de man te betalen;
  • de bankrekening bij de Rabobank met rekeningnummer [rekeningnummer 4] , onder de verplichting om € 397,50 aan de man te betalen;
  • de ING Spaarloon rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] onder verplichting om € 2,50 aan de man te betalen;
  • de auto, Mercedes Vito, met kenteken [kenteken nummer 2] onder de verplichting om € 3.750 aan de man te betalen;
een en ander onder de verplichting om als eigen schuld voor haar rekening te nemen:
  • schuld aan de heer [B] ter hoogte van € 100.000;
  • de helft van de schuld ten aanzien van de ING Rentevast Lening met leningnummer [leningnummer] ter hoogte van € 459.505 (op 17 maart 2022;
en onder de verplichting om aan de man te betalen:
- een bedrag van € 70.000 in verband met de in de gemeenschap vallende schuld aan mevrouw [A] van € 140.000, die de man als eigen schuld voor haar rekening zal nemen;
3.2.
verklaart het vonnis ten aanzien van de beslissingen in 3.1 uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
verklaart voor recht dat de schenkingen door de moeder van de man van € 50.0000 (op 27 april 2013) en van € 100.000 (op 22 januari 209) niet vallen in de (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw;
3.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022.