Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Metselaars, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, dat op 8 april 2022 is genomen. Dit besluit hield in dat de eiser op grond van de Dublinverordening aan Duitsland zou worden overgedragen. De eiser heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij het niet eens was met de overdracht.
De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. R.C. van den Berg. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening besproken. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak is gedaan op het beroep in een andere zaak, zaaknummer NL22.22064, en dat dit van invloed is op het verzoek om een voorlopige voorziening. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, en de relevante verordening die in deze zaak van toepassing is, is verordening nr. (EU) 604/2013.