Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de overdracht van een asielzoeker aan Duitsland op basis van de Dublinverordening. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, had op 26 september 2020 asiel aangevraagd in Nederland, maar had eerder al een asielaanvraag ingediend in Duitsland op 12 mei 2016. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 april 2022 besloten dat eiser aan Duitsland zou worden overgedragen, wat eiser betwistte in zijn beroep.
Tijdens de zitting op 23 juni 2022 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd het procesverloop besproken. Eiser voerde aan dat de overdrachtstermijn was verstreken, omdat het eerste claimakkoord geldig was tot 19 april 2022. De rechtbank oordeelde echter dat eiser op 18 augustus 2021 al aan Duitsland was overgedragen, waardoor het eerste claimakkoord en het daarop gebaseerde overdrachtsbesluit van 8 december 2020 niet meer van toepassing waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten om eiser opnieuw te claimen bij de Duitse autoriteiten op basis van een nieuw claimakkoord van 6 april 2022.
Daarnaast voerde eiser aan dat hij in de nationale procedure had moeten worden opgenomen, maar de rechtbank stelde vast dat de voorwaarden voor opname in de nationale procedure niet voldaan waren, aangezien er nog een geldig claimakkoord was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het overdrachtsbesluit terecht had genomen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.