ECLI:NL:RBDHA:2022:6340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
NL22.3428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Britse burger, had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsdocument voor bepaalde tijd op basis van artikel 18 en 19 van het Terugtrekkingsakkoord. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 25 november 2021. Het daartegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 2 februari 2022, waartegen de verzoeker beroep instelde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld op basis van de artikelen 8:81 en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan op het beroep dat aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag lag. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3428

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de verlening van een verblijfsdocument voor bepaalde tijd op grond van artikel 18 en 19 van het Terugtrekkingsakkoord als bedoeld in paragraaf B13/2.1 van de Vc [1] afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 februari 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij uitspraak van vandaag is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.