2.3In het primaire besluit heeft verweerder verzoekers gelast om binnen 8 weken de overtreding van artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit op het adres [adres] [huisnummer 2] te [plaats] ongedaan te maken.
Indien verzoekers hieraan geen gevolg geven verbeuren zij een dwangsom van € 2.500,- per geconstateerde overtreding tot een maximum van € 10.000,-.
Verweerder heeft in het primaire besluit overwogen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving moet worden afgezien. Onder deze omstandigheden moet het algemeen belang prevaleren boven het belang dat verzoekers hebben bij voortzetting van de illegale situatie, aldus verweerder.
3. De in het primaire besluit gestelde begunstigingstermijn liep tot en met 10 januari 2022. Bij e-mail van 16 december 2021 en bij brief van 17 december 2021 aan verzoekers heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot na de uitspraak op dit verzoek om voorlopige voorziening maar uiterlijk tot 3 februari 2022. Aangezien verzoekers na het verstrijken van deze termijn een dwangsom van maximaal € 10.000,- kunnen verbeuren, acht de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang aanwezig.
Nu verzoekers tevens bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit is voldaan aan de voorwaarden om het verzoek inhoudelijk te beoordelen.
4. Verzoekers voeren aan dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld en hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden bij het bestreden besluit. Uit een rapportage geluidsmetingen van 7 april 2018 van de ODWH blijkt immers dat verweerder destijds al bekend was met de overschrijding van de geluidnorm door Brasserie [bedrijfsnaam 2] – die destijds in het pand was gevestigd – , maar toen niet handhavend heeft opgetreden.
Volgens verzoekers is het primaire besluit genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel.
Verder voeren zij aan dat de gestelde begunstigingstermijn te kort is, omdat zij een periode van 12 maanden nodig hebben om aan de last te kunnen voldoen.
5. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
6. Niet in geschil is dat sprake is van een overschrijding van deze geluidnormen. Aangezien blijkens het rapport van de toezichthouders van de ODWH van
28 september 2021 op 13 augustus 2021 op de gevel van een naastgelegen woning tussen 19:00 en 19:30 uur een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau is gemeten van 51,9 dB(A), bedraagt deze overschrijding afgerond 7 (51,9 - 45) dB(A).
Verweerder was daarom bevoegd tot handhaving over te gaan.
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.