ECLI:NL:RBDHA:2022:6304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
NL22.4367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eisers, een moeder en haar minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvragen buiten behandeling heeft gesteld omdat deze niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Eisers hebben echter betoogd dat zij hun identiteit, nationaliteit en gezinsband hebben aangetoond met officiële documenten, en dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvragen niet in behandeling zijn genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende inhoudelijk heeft gemotiveerd waarom de overgelegde documenten en verklaringen niet voldoende waren. Bovendien heeft de rechtbank opgemerkt dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming niet heeft gereageerd op de overgelegde bewijsstukken en dat het verzoek om DNA-onderzoek niet in lijn was met de eerdere afwijzing van de aanvragen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers, die zijn vastgesteld op € 1.518.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde besluitvorming door de staatssecretaris in zaken die betrekking hebben op nareis en de rechten van minderjarige kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.4367
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [Naam 1], V-nummer: [Nummer 1], eiseres
mede namens haar minderjarige kinderen:
[Naam 2], v-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], v-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], v-nummer: [Nummer 4] hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 21 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 24 mei en 25 mei 2022 heeft verweerder om aanhouding verzocht. In de brief van 25 mei 2022 is de reden van aanhouding dat verweerder voornemens is om nader (DNA) onderzoek op te starten.
De rechtbank heeft dit verzoek op 31 mei 2022 vooralsnog afgewezen en heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder zijn referent [Naam 5] en tolk O. Al Othman verschenen. Verweerder is, met een voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum 1] en haar kinderen respectievelijk op [Geboortedatum 2], [Geboortedatum 3] en [Geboortedatum 4]. Allen stellen de Syrische nationaliteit te
hebben. Zij beogen verblijf bij referent, gestelde echtgenoot van eiseres en vader van de minderjarige kinderen.
2. Referent is geboren op [Geboortedatum 5]. Bij besluit van 30 november 2021 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 13 januari 2021 heeft hij mvv-aanvragen ingediend in het kader van nareis ten behoeve van eisers. Bij besluit van 21 juni 2021 heeft verweerder deze aanvragen buiten behandeling gesteld. Het daartegen gerichte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Verweerder heeft de mvv-aanvragen van eisers buiten behandeling gesteld, omdat de aanvragen niet voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden. Eisers hebben in de brief van 28 mei 2021 niet volledig inhoudelijk gereageerd op alle gestelde vragen in de herstelverzuimbrief van 21 april 2021 en geen paspoorten en familieboekje overgelegd. In geval van eisers is er geen aanleiding geweest om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag toch in te willigen. Bij brief van 25 mei 2022 heeft verweerder gesteld dat hij voornemens is om nader (DNA) onderzoek op te starten.
4. Eisers voeren hiertegen aan dat de aanvragen ten onrechte buiten behandeling zijn gesteld nu zij middels het overleggen van de individuele uittreksels met pasfoto’s, het uittreksel uit het familieregister en het uittreksel uit het huwelijksregister, hun identiteit, nationaliteit en gezinsband hebben aangetoond met officiële documenten. Voorts is in de reactie op de herstelverzuimbrief aangegeven dat de kinderen, gezien hun leeftijd, geen recht hebben op een ID-kaart en dat een paspoort niet aangevraagd kan worden. Voor zowel de paspoorten als het familieboekje is het niet mogelijk om deze via een machtiging van een advocaat te verkrijgen. Voorts heeft referent ook inhoudelijk gereageerd op de andere in de herstelverzuimbrief van 21 april 2021 gestelde vragen. Nu de identiteit, nationaliteit en gezinsband is aangetoond middels officiële documenten hoeft er geen DNA-onderzoek plaats te vinden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Het nareisbeleid van verweerder is neergelegd in paragraaf C2/4.1 en C2.4.1.2 van de Vc.1 Het uitgangspunt in de nareisprocedure is dat de referent de feitelijke gezinsband met documenten en verklaringen moet onderbouwen. Uit paragraaf C2/4.1 van de Vc volgt verder dat als de referent de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen, de referent met aanvullende gegevens en/of met plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen aannemelijk moet maken dat het gezinslid feitelijk behoort tot het gezin. Verweerder betrekt de documenten en verklaringen in onderlinge samenhang bij de beoordeling of de feitelijke gezinsband aannemelijk is gemaakt.
6. Uit de uitspraak van de Afdeling2 van 26 januari 2022 volgt dat verweerder in nareiszaken, tenzij een vreemdeling een deel van de samenwerkingsplicht overduidelijk niet is nagekomen, een integrale beoordeling moet maken van alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen. Daarin moet verweerder ook beoordelen of een vreemdeling het voordeel van de twijfel verdient. 3 Met name het belang van minderjarige kinderen speelt hierbij een rol.
1. Vreemdelingencirculaire 2000.
2
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7. De door eisers overgelegde individuele uittreksels, het uittreksel uit het familieregister en het uittreksel uit het huwelijksregister zijn echt bevonden door Bureau Documenten. Daarnaast hebben eisers een verklaring gegeven voor het niet kunnen overleggen van paspoorten en het familieboekje. Verweerder heeft in zijn besluitvorming geen inhoudelijke beoordeling gegeven over deze overgelegde stukken en afgelegde verklaring en er slechts op gewezen dat niet volledig inhoudelijk is gereageerd op de herstelverzuimbrief van 21 april 2021. In het licht van de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling had verweerder hier niet mee kunnen volstaan, maar had verweerder nader inhoudelijk moeten motiveren waarom de overgelegde documenten en afgelegde verklaring niet voldoende zijn. Verweerder had ook nader moeten motiveren waarom eisers geen voordeel van de twijfel moeten krijgen,. Verweerder heeft dan ook niet kunnen volstaan met het buiten behandeling stellen van de aanvragen.
Het buiten behandeling stellen van de aanvragen kan de rechtbank ook niet rijmen met de brief van 25 mei 2022 waarin verweerder stelt voornemens te zijn (DNA) onderzoek op te starten en om die reden om aanhouding van de behandeling van de zaak verzoekt. Dat zou betekenen dat verweerder alsnog aanleiding ziet om de aanvragen inhoudelijk te beoordelen. Of dit zo is kan uit de brief van 25 mei 2022 niet gehaald worden. Verweerder heeft zich daarover niet uitgelaten.
8. Gelet op het voorgaande bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek en is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.518 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518
(
duizendvijfhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21047318

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.