ECLI:NL:RBDHA:2022:6303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
NL22.5069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en aanvraag wijziging verblijfsdoel wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn partner, die geldig was tot 29 september 2025. Echter, de relatie met de partner eindigde op 8 juni 2021, waardoor de eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft op 23 december 2021 de verblijfsvergunning van de eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot 8 juni 2021 en de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden' afgewezen. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd op 17 maart 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 17 juni 2022 behandeld. De eiser heeft aangevoerd dat hij in aanmerking komt voor wijziging van de verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld. De staatssecretaris heeft echter voldoende gemotiveerd dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor slachtoffers van huiselijk geweld, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen bewijs heeft overgelegd van aantoonbaar ondervonden geweld binnen de familie en dat de door hem overgelegde WhatsApp-berichten en verklaringen van vrienden en familie onvoldoende gewicht hebben.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf als slachtoffer van huiselijk geweld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5069
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Geboortedatum]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfvergunning van eiser met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ ingetrokken met terugwerkende kracht tot 8 juni 2021 en de aanvraag tot het wijzigen van het verblijfsdoel naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ afgewezen.
Bij besluit van 17 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft met ingang van 29 september 2020 een verblijfsvergunning gehad voor verblijf bij zijn partner, geldig tot 29 september 2025. De relatie met de partner is in ieder geval op 8 juni 2021 geëindigd, zodat eiser sindsdien niet meer voldoet aan de voorwaarden van het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is verleend.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor wijziging van de aan de vergunning verbonden beperking in niet-tijdelijke humanitaire gronden. In het bijzonder voldoet eiser niet aan de voorwaarden in de regeling voor slachtoffers van huiselijk geweld.
3. Daarbij is verweerder ingegaan op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd. Op grond daarvan heeft verweerder kunnen concluderen dat het aanstonds duidelijk was dat het bezwaar niet tot een ander besluit zou kunnen leiden. Verweerder heeft dus van het horen van eiser kunnen afzien.
4. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf als slachtoffer van huiselijk geweld, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Er is niet gebleken van aantoonbaar ondervonden geweld binnen de familie. Eiser heeft hiervan namelijk geen bewijs uit objectieve bron overgelegd. Verweerder heeft de door eiser overgelegde WhatsApp-berichten met zijn voormalige partner en de verklaringen van vrienden en familie betrokken bij de beoordeling en niet ten onrechte overwogen dat hieraan onvoldoende gewicht toekomt. Eiser heeft ook geen aangifte of medisch bewijs overgelegd. Eiser wordt niet gevolgd in zijn twijfels over het objectieve karakter van een aangifte bij de politie. Het opnemen van een aangifte en de beslissing over een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding hiervan vergen immers een zekere mate van objectivering van wat de aangever als gesteld slachtoffer verklaart. Dat eiser stelt dat hij vanwege schaamte geen aangifte heeft gedaan, heeft verweerder voor eisers rekening kunnen laten. Eiser doet immers een beroep op de regeling voor slachtoffers van huiselijk geweld en zal dus ook moeten aantonen dat hij aan de voorwaarden voldoet. Niet is onderbouwd dat het voor eiser onevenredig bezwarend moest worden geacht om aangifte te doen.
5. Dat eiser in beroep alsnog gegevens over een politiemutatie heeft overgelegd, tast de juistheid van het bestreden besluit niet aan. Het gestelde contact met de politie dateert immers van na het bestreden besluit en laat onverlet dat eiser ten tijde van het bestreden besluit niet heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning voldoet. Ook merkt de rechtbank nog op dat niet feitelijk is vastgesteld dat de mutatie ziet op het gestelde huiselijk geweld.
6. Dat eiser eerder een asielvergunning heeft gehad en dat hij naar hij stelt vanwege zijn asielredenen niet naar Iran terug kan keren, kan niet bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Eisers eerdere asielaanvraag is met terugwerkende kracht ingetrokken, zodat deze geacht moet worden nooit te hebben bestaan. Dat eiser nu om asielgerelateerde redenen niet kan terugkeren naar Iran kan niet aanstonds worden vastgesteld, maar behoeft nader onderzoek dat alleen in de asielprocedure wordt uitgevoerd.
7. Dat eiser zijn woning en werk verliest, is inherent aan de vaststelling dat hij niet langer een verblijfsrecht heeft. Gelet hierop is ook het afleggen van een inburgeringsexamen niet (meer) aan de orde. Deze voor eiser negatieve gevolgen leiden niet tot een geslaagd beroep.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.