ECLI:NL:RBDHA:2022:6301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
NL22.2223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 14 januari 2022 door verweerder was genomen. De rechtbank heeft de zaak op 9 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.S. Yap. Verweerder was afwezig, maar had bericht van verhindering gestuurd.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om te voldoen aan het inburgeringsvereiste en heeft verzocht om ontheffing daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in beginsel inburgeringsplichtig is, maar dat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij bijzondere individuele omstandigheden heeft die haar ontheffen van het inburgeringsvereiste rechtvaardigen. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij zich heeft ingespannen om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv terecht is, omdat het niet voldoen aan de inburgeringsplicht een zelfstandige afwijzingsgrond is. De overige beroepsgronden van eiseres behoeven geen verdere bespreking. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2223

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 januari 2022 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig [Naam 2] (referent). Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben. Referent is geboren op [Geboortedatum 2] en heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiseres stelt met referent gehuwd te zijn op [Trouwdatum] te Mogadishu, Somalië.
2. Op 14 april 2021 heeft referent voor eiseres een aanvraag ingediend voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel “familie en gezin”. Eiseres beoogt verblijf bij referent. Bij die aanvraag is verzocht eiseres te ontheffen van het inburgeringsvereiste.
3. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 9 juli 2021 afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan het inburgeringsvereiste en niet in aanmerking komt voor vrijstelling daarvan. Ook komt zij niet in aanmerking voor ontheffing van dit vereiste omdat zij niet heeft aangetoond dat sprake is van zodanig bijzondere individuele omstandigheden dat het voor haar onmogelijk of uiterst moeilijk is haar recht op gezinshereniging uit te uitoefenen als zij eerst het basisexamen inburgering moet behalen. De aanvraag is ook afgewezen omdat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond en niet heeft aangetoond dat sprake is van een geldig huwelijk tussen haar en referent.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
De beroepsgronden.
5. Eiseres voert aan dat verweerder haar ten onrechte niet heeft ontheven van het inburgeringsvereiste. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar bijzondere individuele omstandigheden in de zin van werkinstructie 2021/21. Eiseres voert verder aan dat haar identiteit en het met referent gesloten huwelijk voldoende zijn aangetoond.
De beoordeling.
6. Niet in geschil is dat eiseres in beginsel inburgeringsplichtig is en niet in aanmerking komt voor vrijstelling daarvan. In geschil is of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor eiseres in aanmerking moet komen voor ontheffing van het inburgeringsvereiste. [1] Verweerder beoordeelt of de vreemdeling in aanmerking komt voor ontheffing op basis van de persoonlijke situatie van de vreemdeling, de aangevoerde omstandigheden, de getoonde wil om voor het examen te slagen en de inspanningen die daarvoor geleverd zijn. [2]
7. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet aangetoond is dat eiseres heeft gedaan wat in haar situatie in redelijkheid van haar verwacht mag worden om zich voor te bereiden op en te slagen voor het inburgeringsexamen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres nooit (onderdelen van) het inburgeringsexamen heeft afgelegd en dat niet gebleken is dat zij zich heeft ingespannen om zich voor te bereiden op het examen. Verweerder heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat eiseres ongeschoold en analfabeet is door te wijzen op gratis zelfstudiepakketten die speciaal ontwikkeld zijn voor analfabeten. In dat kader heeft verweerder mogen opmerken dat niet is gebleken dat eiseres gebruik heeft gemaakt van deze pakketten of dat dit lesmateriaal niet geschikt of (onvoldoende) toegankelijk is voor haar. Ook heeft verweerder mogen opmerken dat eiseres niet heeft onderbouwd op welke manier het ontbreken van basisvoorzieningen (onderwijsvoorzieningen) haar heeft belemmerd om zich voor te bereiden op het examen. Voor zover eiseres nog aanvoert dat het voor referent, anders dan verweerder meent, gezien zijn persoonlijke omstandigheden niet mogelijk is om eiseres te ondersteunen, overweegt de rechtbank dat dit aan het voorgaande geen afbreuk doet. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat de algemene veiligheidssituatie voor haar als alleenstaande vrouw in Somalië dusdanig is dat niet van haar kan worden verlangd dat zij zich voorbereidt op het examen en naar de Nederlandse ambassade in een ander land reist om het examen te maken. Eiseres heeft niet aangegeven wat de betekenis is van die gestelde onveiligheid voor haar individuele situatie. Ook heeft zij niet onderbouwd dat de met de reis naar de diplomatieke post gepaard gaande kosten zodanig zijn dat die reis voor haar onmogelijk is.
Voor zover eiseres met haar stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de asielgerelateerde omstandigheden bedoelt dat verweerder de veiligheidssituatie in Somalië onvoldoende heeft meegewogen, volgt de rechtbank eiseres dan ook niet.
8. Namens eiseres is ter zitting nog naar voren gebracht dat aan eiseres een ontheffing van het inburgeringsvereiste had moeten worden verleend gezien de persoonlijke problematiek van referent en zijn behoefte aan ondersteuning van eiseres. De rechtbank overweegt dat door eiseres op geen enkele wijze is onderbouwd dat alleen zij deze ondersteuning aan referent kan bieden.
9. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor ontheffing van de inburgeringsplicht.
10. Nu het niet voldaan hebben aan de inburgeringsplicht een zelfstandige afwijzingsgrond is voor het kunnen verkrijgen van een mvv, heeft verweerder de aanvraag reeds hierom kunnen afwijzen. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Slotsom
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Andel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Op grond van paragraaf B1/4.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), uitgewerkt in werkinstructie 2021/21.