ECLI:NL:RBDHA:2022:6301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 14 januari 2022 door verweerder was genomen. De rechtbank heeft de zaak op 9 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.S. Yap. Verweerder was afwezig, maar had bericht van verhindering gestuurd.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om te voldoen aan het inburgeringsvereiste en heeft verzocht om ontheffing daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in beginsel inburgeringsplichtig is, maar dat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij bijzondere individuele omstandigheden heeft die haar ontheffen van het inburgeringsvereiste rechtvaardigen. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij zich heeft ingespannen om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv terecht is, omdat het niet voldoen aan de inburgeringsplicht een zelfstandige afwijzingsgrond is. De overige beroepsgronden van eiseres behoeven geen verdere bespreking. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.