ECLI:NL:RBDHA:2022:6299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
09/013556-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van politieagenten en voorbereidingshandelingen voor drugshandel tijdens verkeersachtervolging

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2022 in Alphen aan den Rijn betrokken was bij een verkeersincident met politieagenten. De verdachte, die op dat moment met een Volkswagen Golf reed, negeerde stoptekens van de politie en ging er met hoge snelheid vandoor. Tijdens de achtervolging vertoonde hij zeer gevaarlijk rijgedrag, waarbij hij door woonwijken reed, over het voetpad en tegen de richting in. Dit leidde tot een aanrijding met een politievoertuig, waarbij de agenten in gevaar werden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling van de agenten, omdat hij opzettelijk met zijn voertuig tegen het politievoertuig was gereden. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs, aangezien er bewijs was dat hij een mobiele telefoon gebruikte voor drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde agenten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/013556-22
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Leiderdorp,
BRP-adres: [adres]
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 14 april 2022 (pro forma) en 16 juni 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om brigadier(s) van politie Eenheid Den Haag, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in uniform gekleed en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- tijdens een achtervolging met (hoge) snelheid met zijn, verdachte's, voertuig (Volkswagen Golf, [kenteken 1] ) tegen (de zijkant van) het surveillancevoertuig waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zaten is gereden, althans het surveillance voertuig waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zaten van de weg heeft gedrukt, tengevolge waarvan dat surveillancevoertuig van de weg is geraakt en tegen een lantaarnpaal tot stilstand is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 tot en met 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- 5,5 gram heroïne en/of 3 gram cocaïne, althans een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- een mobiele telefoon bevattende berichten die zijn gestuurd aan één of meer
contactpers(o)n(en) met daarin de tekst: ‘Jo met lange ben weer actief voor je wit en bruin! Dus lekker bellen 24/7 actief!’,
voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat genoemde goederen en/of stoffen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een voertuig
(Volkswagen Golf [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg(en), de Eikenlaan en/of de Dennenlaan en/of het Goudenregenplantsoen en/of de Wilgenlaan en/of de Cederstraat en/of de Hazelaarstraat en/of de Prinses Beatrixlaan en/of de prinses Irenelaan en/of de Margrietlaan en/of de Stuyvesantlaan en/of een braakliggend terrein bij Avifauna en/of de Hoorn en/of de Leidsche Schouw en/of de Hoogewaard en/of de J.G. van der Stoopweg,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- in woonwijken en/of (smalle) straten snelheden tussen de 60 en 120 km/u, althans veel harder dan toegestaan, te rijden en/of
- op wegen waar 50-70 km/u is toegestaan 160-170 km/u, althans veel harder dan toegestaan, te rijden en/of
- steeds snelheid te vermeerderen, afgewisseld met hard remmen en/of
- over het fietspad en/of door de berm en/of tegen de richting in te rijden en/of
- rakelings langs één of meer lopende en/of fietsende perso(o)n(en) te rijden en/of
- zijn, verdachte's, voertuig te sturen in de richting van/tegen het naast zich rijdende
surveillancevoertuig,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. [1]
ten aanzien van de feiten 1 en 3
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb wel gereden. Ik heb inderdaad te hard gereden. Het begon op de Eikenlaan en ik ben weggereden toen ze (de rechtbank begrijpt: verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) uitstapten. Ik heb niet gezien dat een man met een hond snel opzij moest springen. Ik was daar helemaal niet mee bezig; ik wilde alleen wegkomen van de politie omdat ik geen rijbewijs heb. Voorafgaand aan de aanrijding reed ik maximaal 65 kilometer per uur.
2) De verklaring van de getuige [slachtoffer 2] , afgelegd op de terechtzitting van 16 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
We reden op een gegeven moment naast elkaar. De meest linker rijstrook eindigde, wij reden rechts. Ik probeerde zijn auto te stoppen maar daarvoor tikte hij al tegen ons portier aan. Wij werden daardoor een stukje naar rechts in de berm gestuurd, en ik heb de auto toen uit de berm terug de weg op gestuurd. Daarbij kwamen we weer in contact met elkaar. We hebben niet rondgedraaid, maar ons voertuig slingerde wel alle kanten op. We zijn vervolgens allebei in de middenberm terechtgekomen. Ik kwam een lantaarnpaal tegen op mijn pad, meneer niet. Hij ging vervolgens in tegenovergestelde richting verder. Hij maakte wel degelijk het eerste contact, want anders was ik niet rechts in de berm terechtgekomen. Ik zag zijn auto een beweging maken. We reden op dat moment niet heel hard, want we waren allebei net gekeerd. De weergave in de verkeersongevallenanalyse strookt met hoe ik het heb ervaren.
3) De verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , afgelegd op de terechtzitting van 16 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op een gegeven moment draaiden we om op de Leidse Schouw en kwam het voertuig naar rechts. Ik zei “We worden gewoon geramd!” Ik hoorde een klap, onze voertuigen kwamen in aanraking met elkaar en wij kwamen rechts in de berm terecht. Mijn collega stuurde toen weer naar links en voor ik het wist stonden we tegen een lantaarnpaal. Het andere voertuig reed over de middenberm verder en reed over de rijbaan in tegenoverstelde richting verder.
4) Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 16 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 8-9):
Op zaterdag 15 januari 2022 omstreeks 21.25 uur reed ik als bestuurder van een
opvallend surveillancevoertuig over de Leidse Schouw te Alphen aan den Rijn. Op de Leidse Schouw stuurde ik het surveillancevoertuig naast het voertuig dat wij wilden controleren. Op het moment dat ik er naast reed, zag en voelde ik dat het voertuig opzettelijk met zijn rechtervoorzijde tegen de linkerzijde van het surveillancevoertuig reed. Hierdoor kwam het surveillancevoertuig naast de weg en kwam tegen een lichtmast tot stilstand. Het voertuig ging er vervolgens met hoge snelheid vandoor.
5) Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 16 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 10-11):
Op zaterdag 15 januari 2022 omstreeks 21.25 uur reed ik als bijrijder mee in een opvallend surveillancevoertuig over de Leidse Schouw te Alphen aan den Rijn. Als bestuurder reed mijn collega [slachtoffer 2] . Op de Leidse Schouw kon mijn collega [slachtoffer 2] naast het voertuig komen. Toen ons surveillance voertuig naast het voertuig reed dat wij achtervolgde, voelde ik dat dit voertuig opzettelijk met de rechtervoorzijde tegen de linker zijde van het surveillancevoertuig kwam, waardoor het surveillancevoertuig naast de weg kwam en tegen een lichtmast tot stilstand kwam. Het voertuig ging er vervolgens met hoge snelheid vandoor.
6) Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse met bijlagen, opgemaakt op 14 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 133-158):
Aan de hand van de schade-inpassing, de aangetroffen sporen ter plaatse en de gegeven informatie is volgens ons het meest waarschijnlijke scenario:
Beide voertuigen reden naast elkaar. De Volkswagen reed op rijstrook één en de Mercedes-Benz reed op rijstrook twee. Hierbij maakte de bestuurder van de Volkswagen een stuurbeweging naar rechts waarbij de Mercedes-Benz in de rechter berm terecht kwam. Vervolgens stuurde de bestuurder van de Mercedes-Benz naar links om uit de berm te komen waarbij deze met zijn linker voorzijde in aanrijding kwam met de rechter voorzijde van de bumper van de Volkswagen. Deze confrontatie vond plaats op rijstrook twee. De Mercedes-Benz reed vervolgens aan de linkerzijde van de rijbaan de middenberm in en kwam tot stilstand tegen een lichtmast. De Volkswagen reed na de confrontatie met de Mercedes-Benz, door de
middenberm, weg via de rijbaan bedoeld voor verkeer in tegenovergestelde richting.
7) Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 12-13):
Op zaterdag 15 januari 2022, waren wij, verbalisanten, in uniform gekleed, belast met de algemene surveillance in Alphen aan den Rijn. Wij verbalisanten reden in een opvallend dienstvoertuig voorzien van kenteken: [kenteken 2] .
Om 21:32 uur reden wij over de Eikenlaan te Alphen aan den Rijn. Ter hoogte van de kruising Eikenlaan met de Produktieweg, zagen wij een personenauto van rechts komen, een Volkswagen Golf, kleur: Blauw, voorzien van kenteken [kenteken 1] . Wij,
verbalisanten, zagen dat dit voertuig met snelheid richting de weg reed waar wij op
reden, te weten Eikenlaan, en zijn voertuig niet tijdig kon doen stoppen, met als
gevolg dat hij met de voorzijde van zijn voertuig deels op genoemde kruising stil
kwam te staan.
Hierop heb ik, verbalisant [slachtoffer 2] , ons dienstvoertuig ter hoogte van het portier van
de bestuurder gezet. Wij, verbalisanten zagen dat de bestuurder een jongen betrof,
licht getint was en duidelijk een ballon tegen zijn mond aan hield terwijl hij het
voertuig bestuurde. Wij zagen dat hij ons aankeek en vervolgens gas gaf en ervandoor reed met hoge snelheid richting de Bomenwijk in Alphen aan den Rijn. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , zette de blauwe lichten en sirenes van ons dienstvoertuig aan om kenbaar te maken dat hij moest stoppen. Wij zagen dat hij snelheid vermeerderde. Wij zagen het voertuig de Dennenlaan inslaan. Hierop zetten wij de achtervolging in en zagen wij dat het voertuig vol in de remmen ging. Hierop zagen wij dat het voertuig weer gas gaf en met hoge snelheid het Goudenregenplantsoen opreed. Wij bemerkten dat hij hard rijden afwisselde met hard remmen. Wij zagen dat hij rechtsaf de Wilgenlaan op reed en hij vlak langs een gezette man op de fiets reed. Aan het einde van de Wilgenlaan ging hij linksaf de Cederstraat op en nam de snelheid toe. De straten in de Cederstraat zijn smal en de snelheid was zeer gevaarlijk ten opzichte van andere weggebruikers. Ik verbalisant [slachtoffer 2] zag dat de snelheid varieerde tussen de 60 en de 80 kilometer per uur terwijl daar 30 is toegestaan.
Wij zagen dat het voertuig aan het einde van de Cederstraat linksaf de
Hazelaarstraat opreed. Wij zagen dat hij ter hoogte van de kruising met het
Goudenregenplantsoen rechtsaf de Hazelaarstraat opreed en vervolgens zijn weg
vervolgde over het voetpad, welke gelegen is aan het einde van de Hazelaarstraat. De snelheid was ondertussen tussen de 80 à 90 kilometer per uur. Ik, verbalisant [slachtoffer 1] , zag een man met een hond in de berm staan waar het voertuig rakelings langsreed. Wij zagen het voertuig over het voetpad, dwars door het bosschage
linksaf de Prinses Beatrixlaan op draaien. Hierbij zagen wij dat hij een moment tegen de richting inreed.
Vervolgens zagen wij het voertuig via de Beatrixlaan in de richting van de Prinses
Irenelaan rijden. Bij de rotonde aangekomen bij de Margrietlaan zagen wij het
voertuig via de woonwijk de Stuyvesantlaan oprijden. Hier zagen wij dat de snelheid verder opliep variërend tussen de 100 en 120 kilometer per uur. Wij zagen dat de vonken onder auto vandaan kwamen door de snelheid waarmee hij over de verkeersdrempels reed. Wij zagen hem het braakliggend terrein van de
Avifauna oprijden. Hier liep een wandelaar waar het voertuig vlak langsging. De
snelheid nam verder toe. Wij zagen het voertuig over het parkeerterrein schuin de weg oversteken; linksaf de Hoorn op. Hier zagen wij dat hij zijn weg vervolgde links van de vluchtheuvel, in tegenovergestelde richting dus.
Ten tijde van de achtervolging hadden wij steeds onze blauwe verlichting aan en
sirenes, zodat duidelijk was dat het voertuig moest stoppen.
Wij zagen dat de snelheden verder opliepen tussen de 160 kilometer per uur en 170 kilometer per uur daar waar 50 en 70 kilometer per uur zijn toegestaan. Hierop bereikten we de Leidsche Schouw. Wij zagen dat het voertuig 180 graden draaide en vervolgens via de Leidsche Schouw terug reed in de richting waar hij vandaan gekomen was. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , probeerde rechts van het voertuig te komen, wat ook lukte. Dit omdat de rijstroken van 2 naar 1 baan gaan. Dit met de bedoeling om hem klem te rijden en te doen stoppen. Vervolgens zagen wij dat het voertuig in plaats van vaart minderde, naar rechts stuurde en op ons inreed. Wij zagen dat hij met zijn rechterzijde ons voertuig aan de linkerkant ramde. Hierop bemerkten we dat we het voertuig niet meer onder controle hadden en dat we tot stilstand kwamen tegen een lantaarnpaal in de middenberm. Wij zagen dat het voertuig doorreed,
over de middenberm heen, in tegengestelde richting over de Leidsche Schouw.
8) Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 14-15):
Wij, verbalisanten, zijn meegereden en aangesloten bij de achtervolging op de Leidse Schouw. Wij zagen het voertuig een U-bocht maken en wederom de
Leidse Schouw oprijden nu in de richting van de Hoorn. Kort achter het voertuig reed een opvallend dienstvoertuig van de politie. Wij zagen dat het voertuig door de middenberm reed en tegen het verkeer inreed. Wij zagen dat het
voertuig een blauwe Volkswagen Golf type 4 betrof voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Niet veel later zagen wij, dat het opvallende politievoertuig een aanrijding kreeg en de achtervolging moest staken. Wij zijn aansluitend doorgereden en
reden op onze eigen weghelft. Ik zag dat er een tegenligger aan kwam voor de bestuurder. Vervolgens zagen wij dat de bestuurder weer door de middenberm reed om op de juiste weghelft terecht te komen. Ik moest remmen en uitwijken om een aanrijding met het voertuig te voorkomen. Wij zagen dat de snelheid van het voertuig tussen de 80 en 100 kilometer per uur betrof. Ter hoogte van de Gnephoek zagen wij dat de bestuurder rechtsaf ging de Hoogewaard op in de richting van Koudekerk aan den Rijn. Na 300 meter ging de bestuurder wederom rechtsaf de J.G van der Stoopweg op.
9) Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 16 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 53-55);
Op zaterdag 15 januari 2022, omstreeks 21.35 uur, liep ik op het parkeerterrein van Van der Valk hotel Avifauna, gelegen aan de Hoorn 65 te Alphen aan den Rijn. Ik liet op dat moment mijn hond uit. Ik stond op het verharde gedeelte van de parkeerplaats. Vervolgens kwam er vanaf de onverharde ventweg / parkeerplaats
van Avifauna een personenauto vanuit het niets aanrijden met een bloedgang. De auto kwam met dusdanige snelheid uit het donker tevoorschijn dat ik direct opzij moest springen. Wanneer ik dit niet had gedaan, weet ik zeker dat deze auto mij vol had geraakt en had aangereden. Gezien de snelheid waarmee dit ging, had ik deze aanrijding waarschijnlijk niet overleefd. Het voertuig passeerde mij rakelings.
ten aanzien van feit 2
10) De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn e-mailadres is [email]
11) Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 125-127):
In het onderzoek is er op 15-01-2022 een mobiele telefoon in beslaggenomen. De telefoon kwam bij de fouillering uit de broekzak van verdachte [verdachte] .
In chatgesprekken wordt door de gebruiker van deze telefoon, op 13-01-22 en 15-01-22 naar meerdere contacten een bericht gestuurd met de tekst:
‘Jo met lange ben weer actief voor je wit en bruin! Dus lekker bellen 24/7 actief!’
Uit bovenstaande informatie is het zeer aannemelijk, dat de gebruiker van deze telefoon, deze telefoon gebruikt als zijnde ‘dealer telefoon’.
12) Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt op 7 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 172-178):
Als er in de telefoondata van de telefoon die bij de fouillering uit de broekzak van verdachte [verdachte] kwam, wordt gezocht op de naam: " [verdachte] " komt er 1 hit uit.
Deze hit komt voort uit het kopje passwords. In de data staat dat er op de telefoon
een account is gebruikt met een wachtwoord wat onbekend is. Het opvallende is wel dat het emailadres er wel bij staat. Dit emailadres betreft [email] [verdachte] is de voornaam van de verdachte. Tevens is hij in 2002 geboren.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het volgende. Het voertuig van de verdachte en het politievoertuig waar de twee verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in zaten kruisten elkaars wegen die bewuste dag op de Eikenlaan in Alphen aan den Rijn. De verdachte reed toen met snelheid richting de kruising op de Eikenlaan en kon zijn voertuig niet tijdig doen stoppen, met als gevolg dat hij met de voorzijde van zijn voertuig deels op de kruising stil kwam te staan. Op dat moment zagen de verbalisanten dat de verdachte achter het stuur zat met een ballon tegen zijn mond. Toen de verbalisanten de verdachte wilden controleren, is de verdachte - die nog in het voertuig zat - er met hoge snelheid vandoor gegaan. Er volgde een dollemansrit door Alphen aan den Rijn, waarbij de verbalisanten de verdachte hebben achtervolgd, terwijl zij hem met blauwe lichten en sirenes duidelijk maakten dat hij moest stoppen. Op enig moment tijdens de achtervolging heeft de verdachte zijn auto gekeerd op de Leidse Schouw en zijn de verbalisanten op de rechterrijstrook naast de verdachte gaan rijden. De verbalisanten hebben in hun aangiftes en nogmaals ter zitting onder ede verklaard dat zij het voertuig van de verdachte toen een beweging naar rechts hebben zien maken, waardoor het politievoertuig werd aangetikt en in de rechterberm terechtkwam. Verbalisant [slachtoffer 2] verklaart dat hij het politievoertuig vervolgens terug de weg op heeft gestuurd, waarna hij de controle over het voertuig verloor en dat het voertuig vervolgens in de middenberm tegen een lantaarnpaal tot stilstand kwam. Dit scenario wordt ondersteund door de verkeersongevallenanalyse die aan de hand van onder meer de schade-inpassing en de aangetroffen sporen ter plaatse is gemaakt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet op het politievoertuig inreed, maar dat het juist de verbalisanten waren die op hem zijn ingereden, niet geloofwaardig.
Nadat het politievoertuig van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegen een lantaarnpaal tot stilstand kwam, hebben twee andere verbalisanten de achtervolging voortgezet. De eerste twee verbalisanten verklaren over het rijgedrag van de verdachte tijdens de achtervolging dat hij hard rijden afwisselde met remmen, dat hij in woonwijken en op wegen veel harder reed dan toegestaan, dat hij over het voetpad, door de berm en tegen de richting in reed en dat hij rakelings langs een fietser en twee voetgangers reed. Deze laatste bevinding wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] die verklaart dat de auto van de verdachte met dusdanige snelheid op hem af kwam rijden, dat hij opzij moest springen om zijn leven te redden. De andere twee verbalisanten verklaren over het rijgedrag van de verdachte dat hij tegen het verkeer in en door de middenberm reed en dat zij moesten remmen en uitwijken om een aanrijding met het voertuig van de verdachte te voorkomen. De rechtbank leidt uit dit alles af dat de verdachte zeer gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond, waarbij hij het leven en de lichamelijke integriteit van anderen op het spel heeft gezet. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het inrijden door de verdachte op het politievoertuig, het onder 1 ten laste gelegde feit, ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] . De rechtbank is, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op de verbalisanten. Ook kan daaruit niet worden afgeleid dat de verdachte willens en wetens de bedoeling – en daarmee ‘vol’ opzet – had om de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal daarom moeten vaststellen of er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het gevolg intreedt. In deze zaak moet er dus een aanmerkelijke kans zijn geweest dat de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen door de concrete handelingen van de verdachte.
Naar eigen zeggen reed de verdachte voorafgaand aan de aanrijding maximaal 65 kilometer per uur. Gelet op deze verklaring en de beschrijving van de achtervolging door de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , meer specifiek van het moment waarop de verdachte de auto op de Leidse Schouw 180 graden draaide en hij terugreed in de richting waar hij vandaan gekomen was, waaruit blijkt dat de verdachte alles in het werk stelde om aan de politie te ontkomen, acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte vlak voor de aanrijding met hoge snelheid reed, ongeveer 65 kilometer per uur. Het politievoertuig is als gevolg van het al rijdend rechts insturen van de verdachte in de rechterberm terechtgekomen, waarna verbalisant [slachtoffer 2] bij het terugsturen de controle over het politievoertuig is verloren en het voertuig in de middenberm tegen een lantaarnpaal tot stilstand is gekomen. Het al rijdend naar rechts sturen met een voertuig tegen de zijkant van een politievoertuig dat op een rijstrook naast een berm rijdt, terwijl er met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur wordt gereden, is een gedraging die naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat de koers van het politievoertuig onverwachts dusdanig wordt beïnvloed dat het in de berm terechtkomt, door de oneffen ondergrond de controle over het voertuig wordt verloren en bij een ongeluk met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg betrokken raakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte bij het inrijden op het politievoertuig het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten, en dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Tijdens de fouillering van de verdachte op 15 januari 2022 na zijn aanhouding, is een mobiele telefoon uit zijn broekzak in beslag genomen. Uit het onderzoek naar chatgesprekken op de mobiele telefoon is zeer aannemelijk geworden dat deze telefoon in de periode van 13 tot en met 15 januari 2022 werd gebruikt als ‘dealer telefoon’ om de handel in drugs voor te bereiden. Hoewel de verdachte heeft ontkend dat dit zijn telefoon is, is uit onderzoek naar de data op de telefoon naar voren gekomen dat er op de telefoon een account is gebruikt met het e-mailadres [email] De voornaam van de verdachte is [verdachte] en hij is geboren in 2002. Verder heeft de verdachte ter zitting verklaard dat voornoemd e-mailadres zijn e-mailadres is. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat de telefoon van verdachte is, en dat hij deze gebruikte om de handel in drugs voor te bereiden. Deze conclusie wordt verder versterkt door het feit dat er op 5 meter afstand van de plek waar de auto van de verdachte is geëindigd, zakjes met gebruikershoeveelheden cocaïne en heroïne zijn gevonden, hetgeen een sterke aanwijzing oplevert dat de verdachte (nauw) betrokken was bij druggerelateerde feiten.
Ook met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit is de rechtbank dus van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om brigadiers van politie Eenheid Den Haag, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in uniform gekleed en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- tijdens een achtervolging met (hoge) snelheid met zijn, verdachtes, voertuig (Volkswagen Golf, [kenteken 1] ) tegen de zijkant van het surveillancevoertuig waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten is gereden, ten gevolge waarvan dat surveillancevoertuig van de weg is geraakt en tegen een lantaarnpaal tot stilstand is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 13 tot en met 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne, in elk geval middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een mobiele telefoon bevattende berichten die zijn gestuurd aan contactpersonen met daarin de tekst: ‘Jo met lange ben weer actief voor je wit en bruin! Dus lekker bellen 24/7 actief!’,voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat genoemd goed bestemd
wastot het plegen van die feiten;
3.
hij op 15 januari 2022 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een voertuig
(Volkswagen Golf [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de wegen de Eikenlaan en de Dennenlaan en het Goudenregenplantsoen en de Wilgenlaan en de Cederstraat en de Hazelaarstraat en de Prinses Beatrixlaan en de prinses Irenelaan en de Margrietlaan en de Stuyvesantlaan en een braakliggend terrein bij Avifauna en de Hoorn en de Leidsche Schouw en de Hoogewaard en de J.G. van der Stoopweg,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- in woonwijken en (smalle) straten snelheden tussen de 60 en 120 km/u, althans veel harder dan toegestaan, te rijden en
- op wegen waar 50-70 km/u is toegestaan 160-170 km/u, althans veel harder dan toegestaan, te rijden en
- steeds snelheid te vermeerderen, afgewisseld met hard remmen en
- door de berm en tegen de richting in te rijden en
- rakelings langs
tweelopende
en éénfietsende pers
oon te rijden en
- zijn, verdachtes, voertuig te sturen tegen het naast zich rijdende
surveillancevoertuig,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij één of meer bewezenverklaarde feiten een lagere straf dan gevorderd op te leggen. De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de straf aansluiting te zoeken bij uitspraken in andere zaken waarin een lagere straf is opgelegd dan de eis van de officier van justitie en om zo nodig een gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 15 januari 2022 in een poging om aan de politie te ontkomen, schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag met zijn auto en een poging tot zware mishandeling van twee politieagenten in functie. Hij heeft daarbij stoptekens van de politie genegeerd en is met hoge snelheid door woonwijken en smalle straten, over het voetpad, door de berm en tegen de richting ingereden, en is rakelings langs twee lopende en één fietsende persoon gereden. Eén van deze personen kon ternauwernood opzij springen om niet te worden geraakt door verdachtes auto. Daarnaast is de verdachte bewust met (hoge) snelheid tegen de zijkant van een politievoertuig gereden, waardoor deze in de berm terechtkwam, de verbalisant de controle over het politievoertuig verloor en uiteindelijk in de middenberm tegen een lantaarnpaal tot stilstand is gekomen.
Het handelen van de verdachte heeft levensgevaarlijke situaties opgeleverd voor anderen. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om zich aan zijn aanhouding te onttrekken, heeft laten prevaleren boven het fysieke welzijn van andere weggebruikers, waaronder twee politieagenten in functie. Na zijn aanhouding is gebleken dat de verdachte zich kort daarvoor schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs brengt grote schade toe aan de gezondheid. De handel in harddrugs heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 maart 2022. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor meerdere gevallen van openlijke geweldpleging tegen personen en mishandeling. De verdachte is ten aanzien van deze misdrijven veroordeeld tot vrijheidsstraffen. Kennelijk heeft dit de verdachte er niet van weerhouden opnieuw misdrijven te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 maart 2022, waaruit volgt dat de verdachte een redelijk stabiel leven leidde voorafgaand aan zijn aanhouding. De verdachte is thuiswonend en fulltime werkzaam als schilder, en kan na detentie terugkeren bij zijn werkgever. Ook heeft hij sinds enige tijd een vriendin die een positieve invloed op hem heeft. Wel lijkt er sprake te zijn van een negatief sociaal netwerk en het ontbreken van een steunend netwerk. Hierdoor is de verdachte onvoldoende in staat om de juiste keuzes te maken en zijn ouders onvoldoende in staat om hem hierin aan te sturen dan wel te ondersteunen. Vanuit het jeugdstrafrecht zijn verschillende interventies ingezet die niet het gewenste effect hebben gehad. Volgens de reclassering is er sprake van een gemiddeld tot hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij straffen zoals die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden is. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 18 maanden acht de rechtbank te hoog, omdat in de door de officier van justitie aangehaalde zaken poging doodslag op politieagenten werd bewezenverklaard, terwijl de rechtbank in deze zaak tot een bewezenverklaring van poging zware mishandeling van politieagenten komt.
De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Naast deze gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank ter zake van het bewezenverklaarde onder 3 ook het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar geboden. De verdachte heeft namelijk door zijn handelen de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht, dit alles terwijl hij niet over een rijbewijs beschikte.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

1. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 993,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 2] stelt tijdens het incident zoals bewezen verklaard onder 1, te hebben gevreesd voor zijn leven en die nacht slecht te hebben geslapen. Hij voelde veel machteloosheid en boosheid. Verder stelt hij elke werkdag weer even aan het incident terug te denken bij het voorbijrijden van de betreffende plek.
2. Verbalisant [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 993,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 1] stelt dat zij als gevolg van het incident zoals bewezen verklaard onder 1, drie dagen zeurende pijn in nek en achterhoofd en spierpijn heeft gehad. Zij heeft zich erg verbaasd over de roekeloosheid van de verdachte en vond het rijgedrag enorm onverantwoord. Verder stelt zij zich nog bewuster te zijn geworden van haar kwetsbaarheid tijdens het werk en het feit dat het respect voor de politie minimaal is.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen bepleit, en subsidiair om matiging van die vorderingen verzocht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De wet regelt in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens lid 1 sub b van dat artikel heeft de benadeelde (onder meer) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor ander nadeel, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2019: 793, ECLI:NL:HR:2019:376 en ECLI:NL:HR:2021:1243) kunnen de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de hiervoor bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de onder feit 1 bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling, de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in hun persoon kan worden aangenomen. Vast staat immers dat de verdachte met (hoge) snelheid met zijn voertuig tegen de zijkant van het politievoertuig waarin de benadeelde partijen zaten is gereden, ten gevolge waarvan hun voertuig van de weg is geraakt, zij de controle over het voertuig hebben verloren en uiteindelijk tegen een lantaarnpaal in de middenberm tot stilstand is gekomen. Het is naar algemene ervaringsregels goed voor te stellen dat de benadeelde partijen hierdoor hevig zijn geschrokken en voor hun fysieke welzijn, of zelfs hun leven, hebben gevreesd.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partijen ter toelichting op hun vorderingen is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 januari 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen:
1. een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
2. een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een voorwerp voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat het bestemd is tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag - Topzorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
ontzegging
veroordeelt verdachte ter zake van feit 3 voorts tot:
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar;
de vorderingen van de benadeelde partijen
1. wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] deels toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
2. wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] deels toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022015157, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn, bureau Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 182).