In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de minister voor Medische Zorg. Eiseres, distributeur van de opvolgmelk ‘HiPP Combiotik 2’, kreeg een bestuurlijke boete van € 12.750,- opgelegd wegens vermeende overtredingen van de Geneesmiddelenwet (Gnw). De minister beschouwde de opvolgmelk als een geneesmiddel naar aandiening, omdat de communicatie en presentatie van het product de indruk wekten dat het therapeutische eigenschappen had. Eiseres betwistte deze kwalificatie en stelde dat de opvolgmelk een levensmiddel is, niet onder de Gnw valt en dat de boete buitensporig is.
De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de opvolgmelk als geneesmiddel moest worden aangemerkt. De rechtbank volgde niet het standpunt van de minister dat de opvolgmelk op basis van haar presentatie als geneesmiddel kan worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de communicatie van eiseres niet de indruk wekte dat de opvolgmelk identiek was aan moedermelk of dat het product ziekteverwekkers kon bestrijden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- en moest het griffierecht van € 360,- worden vergoed.