ECLI:NL:RBDHA:2022:6293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
SGR 20/7594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet en de toepassing van de Verordening 561/2006

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres SRL en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Eiseres had een bestuurlijke boete ontvangen wegens overtredingen van de Arbeidstijdenwet, specifiek met betrekking tot het gebruik van de tachograaf en de bestuurderskaart. De boete was opgelegd na een controle op 9 augustus 2019, waarbij vijf overtredingen waren vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de boete onterecht was, omdat niet bewezen was dat de Verordening 561/2006 van toepassing was op het vervoer dat had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de minister op basis van het boeterapport en de verklaring van de chauffeur terecht had geconcludeerd dat de Verordening van toepassing was. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij het bestuursorgaan ligt en dat bij twijfel het voordeel van de twijfel aan de betrokkene moet worden gegeven. Eiseres had bovendien een intensievere toezichtsverplichting, gezien eerdere overtredingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de boete, die was gematigd van € 22.000 naar € 10.875. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] SRL, uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.E. Betgen),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. W.P van Kooten-Vroegindeweij).

Procesverloop

Op 7 januari 2020 heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete opgelegd vanwege overtreding van de Arbeidstijdenwet.
In het besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 17 mei 2022. De gemachtigden van eiseres en verweerder waren aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 9 augustus 2019 heeft verweerder bij eiseres een controle uitgevoerd op de naleving van de Arbeidstijdenwet. Daarbij heeft hij vijf overtredingen geconstateerd met betrekking tot het onvoldoende toezien op de juiste werking en het juiste gebruik van de tachograaf en de bestuurderskaart. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder eiseres een boete opgelegd.
2. Uit het boeterapport blijkt dat op 3, 5, 6, 8 en 9 augustus 2019 de bestuurderskaart onjuist is gebruikt. Uit de verklaring van de chauffeur blijkt dat het vervoer plaatvond binnen de EU [1] of tussen de EU, Zwitserland en de landen aangesloten bij de EEG [2] zodat de Verordening 561/2006 van toepassing is. [3] Eiseres had gelet op eerdere overtredingen een intensievere toezichtsverplichting, maar heeft daar niet aan voldaan. Gelet op de inwerkingtreding van de nieuwe Beleidsregel 2019 [4] is de boete gematigd van € 22.000,- naar € 10.875,-.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat uit het boeterapport niet blijkt dat Verordening 561/2006 van toepassing is. [5] Alleen van 9 augustus 2019 is een vrachtbrief bijgevoegd. Van de andere data is niet duidelijk tussen welke landen het vervoer heeft plaatsgevonden. De verklaring van de chauffeur is onvoldoende. Daarnaast is niet bewezen dat eiseres onvoldoende toezicht heeft gehouden op het juiste gebruik van de tachograaf. Ten tijde van de controle had eiseres de gegevens van de data van overtreding nog niet in haar bezit. Daarnaast verzet de onschuldpresumptie zich tegen het betrekken van de vorige incidenten. Aan de verklaring van de chauffeur komt gezien zijn eigen belang geen bewijswaarde toe. Verder is de boete onevenredig hoog en bestaat er aanleiding om de boete met 50 procent te matigen. [6]
Wat zijn de regels?
4. Het beoordelingskader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [7] volgt dat het opleggen van een bestuurlijke boete een sanctie is met een punitief karakter, hetgeen met zich brengt dat aan de bewijsvoering van de overtreding en aan de motivering van het sanctiebesluit strenge eisen worden gesteld. Gelet op de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geldt als uitgangspunt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat van een overtreding sprake is. In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund.
6. In artikel 8:1, eerste lid, van het Atbv [8] is bepaald dat het niet naleven van artikel 2.4:13, tweede lid, van het Atbv een overtreding is. Op grond van artikel 2.4:13, tweede lid, van het Atbv is het verboden te handelen in strijd met artikel 34, eerste lid, van de Verordening 165/2014, als op het wegvervoer dat heeft plaatsgevonden de Verordening 561/2006 van toepassing is. De vraag die dan ook moet worden beantwoord is, of kan worden vastgesteld dat de Verordening 561/2006 van toepassing was op het wegvervoer ten aanzien waarvan de overtredingen zijn geconstateerd.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder op grond van het op ambtseed opgemaakt boeterapport ervan uitgaan dat de Verordening 561/2006 van toepassing was. Uit het boeterapport volgt dat de inspecteur, aan de hand van de vrachtbrief en de verklaring van de bestuurder, zag en hoorde dat het wegvervoer plaatsvond uitsluitend binnen de Gemeenschap of tussen de Gemeenschap, Zwitserland en de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De verklaring die de chauffeur later heeft afgelegd ondersteunt dit ook. In zijn latere verklaring heeft de chauffeur gezegd dat hij vanaf 3 augustus [2019] geregeld tussen Nederland en Duitsland heeft gereden en dat hij daarbij op verschillende momenten zonder bestuurderskaart heeft gereden. Uit de bij het boeterapport gevoegde vrachtbrief van 9 augustus 2019 blijkt dat de lading van die dag als bestemming Duitsland had.
6.2
Het beroep van eiseres op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 4 september 2019, slaagt niet. In die zaak was er geen informatie op grond waarvan tot toepasselijkheid van de Verordeningen kon worden geconcludeerd. In deze zaak is er echter de in het boeterapport opgenomen verklaring van de chauffeur over waar het wegvervoer plaatsvond.
Het betoog dat de verwijzing van verweerder naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 9 september 2020 niet opgaat omdat de verklaring van de chauffeur in deze zaak te algemeen is, volgt de rechtbank evenmin. In de uitspraak van 9 september 2020 had de chauffeur verklaard dat het wegvervoer plaatsvond uitsluitend binnen de Gemeenschap of tussen de Gemeenschap, Zwitserland en de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De eerste verklaring van de chauffeur in deze zaak vindt de rechtbank daarmee vergelijkbaar. De chauffeur heeft verder nog specifiek verklaard dat hij tussen Nederland en Duitsland heeft gereden.
Het beroep op zitting op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 18 augustus 2021 [9] , faalt ook. In die zaak ontbrak zowel de vrachtbrief als een verklaring van de chauffeur. Dat de chauffeur baat zou hebben om eiseres te beschuldigen zodat aan de verklaring geen bewijswaarde toekomt, leidt ook niet tot een ander oordeel nu juist de werkgever profiteert van het sjoemelen met de rij- en rusttijden.
Toezichtverplichting
7. Uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [10] volgt dat het enkele feit dat een chauffeur geen gebruik heeft gemaakt van de bestuurderskaart niet zonder meer betekent dat de werkgever onvoldoende toezicht heeft gehouden op het juiste gebruik van die bestuurderskaart. Verder houdt de op de werkgever rustende toezichtverplichting van artikel 32 van Verordening 165/2014 in dat de werkgever de chauffeurs instructies moet geven over het juiste gebruik van de bestuurderskaart. Deze bepaling omvat ook de verplichting voor de werkgever om te controleren of bestuurderskaarten op de juiste manier worden gebruikt door de chauffeurs. Indien een werkgever merkt dat voor hem werkzame chauffeurs de bestuurderskaarten niet op de juiste manier gebruiken, mag van hem worden verwacht dat hij intensievere controles uitvoert.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres intensiever had moeten controleren. Zo heeft verweerder twee maal eerder een controle uitgevoerd bij chauffeurs in dienst van eiseres waarbij een totaal van 30 overtredingen zijn vastgesteld. Bij brief van 18 december 2018 is aan eiseres medegedeeld dat er vanwege formele gronden geen boete werd opgelegd voor verschillende overtredingen in augustus en september 2018. Dit omdat het enkele feit dat een bestuurder zonder bestuurderskaart werkzaamheden heeft verricht niet betekent dat de werkgever onvoldoende toezicht heeft gehouden. Verder is er in een andere procedure het besluit op bezwaar door verweerder herroepen omdat de werknemer van eiser die de overtredingen met de bestuurderskaart had gepleegd als werkgever in plaats van als werknemer. De stelling dat de overtredingen niet bewezen zouden zijn omdat er geen boetes zijn opgelegd, volgt de rechtbank niet. De overtredingen staan vast, alleen zijn er om formele redenen geen boetes opgelegd. Dat verweerder deze incidenten bij de beoordeling heeft betrokken is dan ook niet in strijd met de onschuldpresumptie. Eiseres had gelet op deze twee controles moeten weten dat enkele van zijn chauffeurs de bestuurderskaarten onjuist gebruikten. Zij had dan ook intensiever moeten controleren.
7.2.
Het betoog dat eiseres de gegevens van de tachograaf ten tijde van de controle nog niet in haar bezit had, volgt de rechtbank niet. Een tachograaf kan immers ook op afstand of digitaal worden uitgelezen.
Hoogte van de boete
8. Eiseres betoogt voorts dat de boete met 50 procent gematigd had moeten worden en verwijst daarbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [11] . In die zaak heeft de hoogste bestuursrechter de boete gematigd omdat door verweerder geen rekening was gehouden met het structurele dan wel incidentele karakter van de overtreding, met eventuele eerdere overtredingen van de onderneming en met controles van andere bestuurders van voertuigen binnen de onderneming.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze zaak geen aanleiding heeft hoeven zien om de boete te matigen. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat er bij twee eerdere controles 30 overtredingen zijn vastgesteld bij verschillende chauffeurs. Met de overtredingen in deze zaak is dan ook sprake van een structureel karakter van overtredingen. Bovendien acht de rechtbank de boetes vanuit het oogpunt van de volksgezondheid en het voorkomen van oneerlijke concurrentie niet onredelijk hoog.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad
Artikel 1
Deze verordening geeft voorschriften voor de rijtijden, de onderbrekingen en de rusttijden van bestuurders in het wegvervoer van goederen en personen, met als doel de voorwaarden voor concurrentie tussen verschillende wijzen van vervoer over land te harmoniseren, met name met betrekking tot de wegvervoersector, en ter verbetering van de werkomstandigheden en de verkeersveiligheid. De verordening heeft tevens tot doel betere controle en handhaving door de lidstaten en betere arbeidsomstandigheden in de wegvervoerssector te bevorderen.
Artikel 2
1. Deze verordening is van toepassing op wegvervoer:
a. a) van goederen waarbij de toegestane maximummassa van de voertuigen, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, meer dan 3,5 ton bedraagt; of
(…)
2. Deze verordening is, ongeacht het land waar het voertuig is ingeschreven, van toepassing op wegvervoer dat plaatsvindt:
a. a) uitsluitend binnen de Gemeenschap; of
b) tussen de Gemeenschap, Zwitserland en de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (de Verordening).
Artikel 32
1. Vervoersondernemingen en bestuurders zorgen ervoor dat digitale tachografen en bestuurderskaarten correct werken en correct worden gebruikt. Vervoersondernemingen en bestuurders die gebruikmaken van analoge tachografen, zorgen ervoor dat deze correct werken en dat de registratiebladen correct wordt gebruikt.
(…)
Artikel 34
1. Voor iedere dag dat hij rijdt, vanaf het tijdstip waarop hij het voertuig overneemt, gebruikt de bestuurder registratiebladen of bestuurderskaarten. Het registratieblad of de bestuurderskaart wordt niet vóór het einde van de dagelijkse werktijd uit het apparaat genomen, tenzij dit anderszins is toegestaan. Het registratieblad of de bestuurderskaart mag niet worden gebruikt voor een langere periode dan die waarvoor het blad of de kaart bestemd is. (…)
Arbeidstijdenwet
Artikel 10:5
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar legt de bestuurlijke boete op aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
(…)
Artikel 10:7
1. De bestuurlijke boete die voor een overtreding kan worden opgelegd bedraagt ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
(…)
6. Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Voor overtredingen begaan door personen, bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, stellen Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister tezamen beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor die overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens de wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.
(…)
Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv)
Artikel 2.4:13
(…)
2. Voor zover verordening (EG) nr. 561/2006 van toepassing is, is het verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, eerste lid, tweede alinea, 3, eerste lid, 27, 29, tweede lid, 32, eerste tot en met vierde lid, 33, eerste en tweede lid, 34, behoudens het derde lid, onder b, tweede alinea, 35, 36, eerste en tweede lid, 37, eerste lid, eerste volzin en tweede lid van verordening (EU) nr. 165/2014.
(…)
Artikel 8:1
1. Het niet naleven van de artikelen (…), 2.4:13, tweede tot en met vierde lid, (…), levert een overtreding op.
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2019 (Beleidsregel)
Artikel 1
1. Deze beleidsregel is van toepassing op alle overtredingen die als zodanig bij of krachtens de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onder a, van de Arbeidstijdenwet en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onder a, van de Arbeidstijdenwet.
2. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet wordt voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de Tarieflijst normbedragen bestuurlijke boete wegvervoer die als bijlage 1 bij deze beleidsregel is gevoegd.

Voetnoten

1.Europese Unie.
2.Europese Economische Ruimte.
3.Verweeerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2165.
4.Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer 2019.
5.Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3037.
6.Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3749.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3037.
8.Arbeidstijdenbesluit vervoer.
9.Uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1839.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2165.
11.De uitspraak van de Afdeling van 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3749.