In deze zaak heeft eiser een Wob-verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, waarin hij vroeg om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de procedure rondom herindicaties van Wmo-besluiten. Het college heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat de gevraagde informatie al openbaar was. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 27 januari 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is besloten om de behandeling van het beroep te schorsen. Na een afspraak op 12 mei 2022 heeft eiser aan de rechtbank laten weten dat hij de gewenste documenten had ontvangen en dat hij zijn verzoek om getuigen te horen introk. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer had bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar heeft verweerder wel opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De rechtbank merkte op dat het op de weg van verweerder had gelegen om eerder verduidelijking aan eiser te vragen over de specifieke werkinstructies die onder het Wob-verzoek vielen, wat mogelijk had geleid tot het voorkomen van het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.