ECLI:NL:RBDHA:2022:6291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
SGR 21/1583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek en niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake herindicaties Wmo-besluiten

In deze zaak heeft eiser een Wob-verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, waarin hij vroeg om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de procedure rondom herindicaties van Wmo-besluiten. Het college heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat de gevraagde informatie al openbaar was. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 27 januari 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is besloten om de behandeling van het beroep te schorsen. Na een afspraak op 12 mei 2022 heeft eiser aan de rechtbank laten weten dat hij de gewenste documenten had ontvangen en dat hij zijn verzoek om getuigen te horen introk. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer had bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar heeft verweerder wel opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De rechtbank merkte op dat het op de weg van verweerder had gelegen om eerder verduidelijking aan eiser te vragen over de specifieke werkinstructies die onder het Wob-verzoek vielen, wat mogelijk had geleid tot het voorkomen van het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: C.P. Hoogerbrugge-Wittenaar).

Procesverloop

In het besluit van 13 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers Wob [1] -verzoek afgewezen.
In het besluit van 27 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 via een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank in overleg met partijen de behandeling van het beroep geschorst.
Op 12 mei 2022 heeft de rechtbank een stuk van verweerder ontvangen. Op 16 mei 2022 heeft de rechtbank een reactie van eiser ontvangen.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft bij verweerder een Wob-verzoek ingediend waarin hij vraagt om openbaarmaking van alle stukken over de procedure rondom herindicaties van Wmo [2] -besluiten.
2. Verweerder heeft het Wob-verzoek afgewezen omdat de informatie waar eiser om vraagt, is vastgelegd in documenten die al openbaar zijn. Verweerder verwijst naar de Beleidsregels Wmo 2015 gemeente Zoetermeer waarin beschreven staat in welke situatie van een gesprek kan worden afgezien.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft niet aangegeven in welke documenten de procedure voor herindicaties van Wmo-besluiten beschreven staat. Ook heeft verweerder niet vermeld in welke documenten staat dat bij een herindicatie geen Wmo-melding, gesprek of aanvraag nodig is. Verder heeft verweerder niet aangegeven waar wordt beschreven dat een herindicatie opgesteld kan worden zonder de ontvanger van de Wmo-voorziening of diens wettelijk vertegenwoordiger op de hoogte te stellen. Daarnaast heeft verweerder in de e-mail van 19 september 2019 medegedeeld dat er een werkinstructie is. Verweerder heeft echter niet gemotiveerd waarom die werkinstructie niet openbaar kan worden gemaakt. Eiser verzoekt om de Wmo-consulent die in de e-mail van 19 september 2019 over de werkinstructie sprak, en de personen die in de “cc” van de e-mail stonden, op te roepen als getuigen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de cliënt van eiser en belanghebbende, dhr. [A] , is overleden. Subsidiair voert verweerder aan dat het beleid al openbaar is. Daarnaast heeft verweerder onderzoek gedaan naar de werkinstructie die eiser noemt, maar zonder resultaat. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat die werkinstructie niet (meer) onder hen berust.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij de behandeling van zijn beroep. Hierbij is van belang of eiser het resultaat dat hij met zijn beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan bereiken en of het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijke betekenis heeft. Op de zitting is met partijen afgesproken dat eiser een afspraak zou maken met verweerder om langs te komen op het stadhuis en te onderzoeken welke stukken mogelijk nog onder het Wob-verzoek van eiser vallen. Op 12 mei 2022 heeft deze afspraak plaatsgevonden. Eiser heeft de rechtbank nadien geïnformeerd dat hij prints-outs van alle door hem gewenste werkinstructies en documenten heeft ontvangen van verweerder en dat hij zijn verzoek om getuigen te horen intrekt. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan het Wob-verzoek van eiser heeft voldaan en dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
7. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om verweerder op te dragen om het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Voor zover het verweerder niet duidelijk was naar aanleiding van het Wob-verzoek en het gewisselde in bezwaar welke werkinstructie(s) in het kader van de Wmo – die in beginsel onder dat verzoek vallen – eiser op het oog had, lag het op de weg van verweerder om hierover verduidelijking aan eiser te vragen. Indien dit eerder was gebeurd, bijvoorbeeld door een afspraak te maken zoals nu op 12 mei 2022 heeft plaatsgehad, had het beroep voorkomen kunnen worden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van €181,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur.
2.Wet maatschappelijke ondersteuning.