ECLI:NL:RBDHA:2022:6249
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van afhankelijkheidsrelatie en hoorplicht in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Senegalese vrouw geboren in 1954, had de aanvraag ingediend met het doel om bij haar zoon, referent, te verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op 30 oktober 2020, omdat eiseres niet had aangetoond dat de afhankelijkheidsrelatie met haar zoon de gebruikelijke band tussen een ouder en een meerderjarig kind overstijgt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 29 juni 2021 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 24 mei 2022 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres stelde dat haar medische en sociale situatie haar volledig afhankelijk maakt van haar zoon, die haar mantelzorg zou kunnen bieden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank concludeerde dat de medische klachten van eiseres op zichzelf niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij zonder de aanwezigheid van haar zoon niet kan functioneren. Bovendien is niet aangetoond dat de benodigde zorg alleen door referent kan worden geboden.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat verweerder op voorhand redelijkerwijs kon aannemen dat de gronden van bezwaar niet tot een ander oordeel zouden leiden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.