Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaken tussen
ir. [eiser 1] ,te [woonplaats] ,
(gemachtigden: mr. I. Jansen-Laurijssen en mr. M.H.C. Peters),
[eiser 2] , [eiseres 1] , [eiser 3] en [eiseres 2], allen te [woonplaats] ,
(gemachtigde: mr. R.J. Maassen),
[derde-partij], te [woonplaats] .
Procesverloop
Overwegingen
a. reële grondgebonden graasdierbedrijven met inachtneming van het bepaalde onder c;
b. agrarisch aanverwant gebruik zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering met inachtneming van het bepaalde onder c;
c. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
d. water;
e. kleinschalige landschapselementen;
f. extensief recreatief medegebruik.
- het dempen, graven en vergraven van watergangen met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen (artikel 3.6.3 onder c);
- gronden te beplanten met bomen en andere houtopstanden met meer dan één gebiedseigen boom per kavel en met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘sierteelt’, ‘bomenteelt’ en ‘tuinbouw’(artikel 3.6.1, onder i).
Beslissing
mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 juni 2022.