ECLI:NL:RBDHA:2022:6224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
NL22.1969, NL22.1967, NL22.1966 en NL22.1965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen met proceskostenveroordeling

In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit meerdere personen met asielaanvragen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen van 20 juli 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 1 maart 2022 een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft de verweerder op 17 mei 2022 de asielaanvragen van de verzoekers alsnog ingewilligd. Na deze inwilliging hebben de verzoekers hun beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank een bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en de verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat de verweerder aan de verzoekers is tegemoetgekomen door alsnog beslissingen te nemen tijdens de procedure. De verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 569,25, en heeft ook aangegeven dat er sprake is van samenhangende zaken.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 569,25. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de samenhangende zaken en de specifieke omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.1969, NL222.1967, NL22.1966 en NL22.1965

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1], V-nummer: [nummer 1], verzoeker I

[naam 2 en minderjarig kind], V-nummer: [nummer 2], verzoekster
mede namens hun minderjarige kind:
[naam 3], V-nummer: [nummer 3]

[naam 4], V-nummer: [nummer 4] verzoeker II

[naam 5], V-nummer: [nummer 5], verzoeker III
hierna tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. Dalhuizen).

Procesverloop

Verzoekers hebben beroepen ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 20 juli 2021.
Verweerder heeft op 1 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
Bij vier afzonderlijke besluiten van 17 mei 2022 heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers ingewilligd.
Verzoekers hebben de beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekers is tegemoet gekomen door hangende de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog beslissingen te nemen. Verweerder heeft in het verweerschrift van 1 maart 2022 meegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 569,25. Naar mening van verweerder is sprake van samenhangende zaken zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Verzoekers hebben het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met het intrekken van de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van samenhangende zaken zoals bedoeld in artikel 3 van het Bpb, omdat de beroepen nagenoeg gelijktijdig zijn ingediend, de beroepsgronden identiek zijn en het gezinsleden betreft. Uit onderdeel C2 van de bijlage bij het Bpb blijkt dat bij een aantal van vier of meer samenhangende zaken de vergoeding wordt opgehoogd met een wegingsfactor 1,5. De proceskosten van verzoekers stelt de rechtbank daarom vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften ter waarde van € 759, wegingsfactor 1,5 wegens vier samenhangende zaken en wegingsfactor 0,5 nu de beroepen alleen zien om het niet tijdig nemen van een besluit).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 569,25 (
vijfhonderdnegenenzestig euro en vijfentwintig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.