ECLI:NL:RBDHA:2022:6220
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en zorgvuldigheid van het gehoor in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat aan de eiser, een Colombiaanse nationaliteit houder, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was op 21 januari 2022 staande gehouden zonder geldige verblijfsdocumenten, waarna hem een terugkeerbesluit werd opgelegd, waarin werd bepaald dat hij binnen 28 dagen de Europese Unie diende te verlaten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid. Hij stelde dat tijdens het gehoor niet naar zijn familie in andere Europese landen was gevraagd, wat volgens hem leidde tot een gebrekkig gehoor.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn persoonlijke omstandigheden naar voren te brengen. Eiser was gevraagd naar zijn inkomen, gezondheid en familie in Nederland, en had de kans om te verklaren over zijn familie in Europa. De rechtbank oordeelde dat het gehoor niet te kort of onzorgvuldig was en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Daarnaast werd er ingegaan op de rechtmatigheid van de staandehouding en de toepassing van artikel 50 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank concludeerde dat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond en dat de staandehouding rechtmatig was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en was er geen grond voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.