ECLI:NL:RBDHA:2022:6151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming meerkosten beginperiode Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een burgerambtenaar bij het ministerie van Defensie, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om een tegemoetkoming voor meerkosten in de beginperiode van zijn plaatsing in het buitenland, die voor onbepaalde tijd was. De minister had echter slechts een tegemoetkoming voor 60 maanden toegekend, wat de eiser niet redelijk vond, aangezien zijn plaatsing tot 2042 zou duren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de tegemoetkoming voldoende gemotiveerd had vastgesteld en dat de omrekening van de plaatsingsduur van onbepaalde tijd naar 60 maanden niet onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat de regeling niet voorziet in een tegemoetkoming voor de gehele plaatsingsduur en dat de minister niet verplicht was om de hardheidsclausule toe te passen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de minister de kosten van de procedure niet hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6604

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een tegemoetkoming meerkosten beginperiode toegekend voor een periode van 60 maanden.
Bij besluit van 13 september 2021 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting was op 1 juni 2022 middels een videoverbinding. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is sinds 1 augustus 2017 aangesteld als burgerambtenaar bij het ministerie van Defensie en is voor onbepaalde tijd geplaatst te [plaats] in Duitsland. Hij heeft verweerder verzocht aan hem een tegemoetkoming meerkosten beginperiode (de tegemoetkoming) toe te kennen voor zijn gehele plaatsingsduur die in zijn geval loopt tot 2042.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft aan eiser een tegemoetkoming toegekend voor 60 maanden. Na verloop van die 60 maanden ontvangt eiser jaarlijks een aanvullende tegemoetkoming, vastgesteld met inachtneming van een evenredig deel van tabel 18 van de in het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD) opgenomen bedragen, mits eiser nog in het buitenland is geplaatst en er geen wijziging van de regelgeving heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft hierbij in aanmerking genomen dat een strikte taalkundige toepassing van artikel 15a van het VBD als onbedoeld ongewenst effect met zich brengt dat aan eiser voor zijn gehele plaatsing van onbepaalde tijd een tegemoetkoming meerkosten beginperiode moet worden toegekend. Dit is volgens verweerder niet het doel van de regeling. Aangezien het een plaatsing voor onbepaalde tijd betreft, is verweerder bij de berekening van de tegemoetkoming uitgegaan van een plaatsingsduur van 60 maanden.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser geeft aan dat hij voor onbepaalde tijd is geplaatst en dat de plaatsing dus doorloopt tot zijn pensioendatum in 2042. De tegemoetkoming geldt voor de gehele plaatsingsduur in het buitenland. Daarom dient deze in het geval van eiser te worden doorgetrokken tot aan zijn pensioendatum. Dit wordt in het bestreden besluit ten onrechte terzijde geschoven als ‘onbedoeld ongewenst effect’. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de redelijkheid van de toegekende 60 maanden en niet gemotiveerd hoe deze 60 maanden te herleiden zijn tot het VBD. De toegekende 60 maanden staan niet in verhouding tot de plaatsing voor onbepaalde tijd. Eiser wijst er tevens op dat de tegemoetkoming deels wordt ingehouden op zijn buitenlandtoelage.
Eiser doet een beroep op een nota van de Hoofddirecteur Personeel van 9 april 2020. Hieruit blijkt volgens eiser dat op grond van artikel 115 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) alsnog een geldelijke compensatie dient te worden toegekend bij een plaatsingsduur langer dan de initiële 3 jaar. Eiser denkt dat hij door het standpunt van verweerder bij een mogelijke wijziging van de aanspraken in de toekomst slechter af zal kunnen zijn.
Eiser doet een beroep op de hardheidsclausule.
Wat zijn de regels?
4. De regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de tegemoetkoming bedoeld is om ambtenaren die door verweerder in het buitenland worden geplaatst tegemoet te komen in de meerkosten die de beginperiode van de plaatsing met zich brengt. Dit bedrag wordt ineens bij aanvang van de plaatsing aan de ambtenaar uitgekeerd. De rechtbank stelt vast dat het VBD bij de berekening van de omvang van de tegemoetkoming uitgaat van een plaatsing voor bepaalde tijd zoals die geldt voor militairen, terwijl eiser als burgerambtenaar is geplaatst voor onbepaalde tijd. De vraag die zich aldus voordoet is of verweerder, gelet op het doel en de tekst van de regeling, de omvang van de tegemoetkoming voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
5.2
De rechtbank begrijpt verweerder aldus dat hij uit is gegaan van een plaatsingsduur van 60 maanden, omdat eiser voor onbepaalde tijd in het buitenland wordt geplaatst en in het VBD in het kader van de tegemoetkoming uitsluitend een regeling voor bepaalde tijd kent. De rechtbank acht deze omrekening van een plaatsingsperiode voor onbepaalde tijd naar een tegemoetkoming voor een plaatsingsduur van 60 maanden niet onredelijk. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het VBD als hoofdregel uitgaat van een tegemoetkoming voor een plaatsingsperiode van 36 maanden. Verweerder heeft met de gehanteerde 60 maanden aldus onderkend dat eiser voor een langere periode dan de hoofdregel in het buitenland wordt geplaatst. Daarnaast zou hantering van de voor eiser geldende pensioendatum als einddatum van de plaatsing, zoals eiser die voorstaat, er toe leiden dat aan eiser bij aanvang van de plaatsing een bedrag moet worden uitbetaald dat de gebruikelijke meerkosten van de beginperiode ver overstijgt. Een dergelijke uitleg is niet te verenigen met het doel van de regeling. Ook zijn er in de tekst van het VBD geen aanknopingspunten te vinden die er op wijzen dat bij een plaatsing voor onbepaalde tijd de einddatum gelijk moet worden gesteld met de pensioendatum. Tot slot is op voorhand niet uit te sluiten dat eiser vóór zijn pensioendatum weer in Nederland geplaatst zal worden. Verweerder heeft het bestreden besluit voldoende gemotiveerd. Het betoog van eiser slaagt niet.
6. Het beroep van eiser op artikel 115 van het AMAR slaagt niet. Eiser is een burgerambtenaar, terwijl deze bepaling alleen van toepassing is op militaire ambtenaren.
7. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat verweerder niet zonder nadere motivering van de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 28 van het VBD af had kunnen zien. Het betoog van eiser slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: de regels

Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(..)
c.
defensie-ambtenaarde militair of de ambtenaar;
(..)
l.
tegemoetkoming meerkosten beginperiodedat deel van de verplaatsingcomponent dat ineens bij aanvang plaatsing in het buitenland wordt uitgekeerd ter bestrijding van de meerkosten in de beginperiode van de plaatsing;
(..)
t.
metterwoon gevestigdhet daadwerkelijk wonen, zodanig dat de gezinsleden er het merendeel van de tijd de nacht doorbrengt, de maaltijden gebruikt en over het algemeen aldaar het leefpatroon heeft dat de gezinsleden volgens algemeen aanvaarde normen gewoonlijk op het huisadres pleegt te hebben;
(..)
Artikel 15a. Tegemoetkoming doorlopende kosten
1. De defensie-ambtenaar die geplaatst is in een gebied buiten Nederland, heeft bij aanvang van de plaatsing aanspraak op een eenmalige tegemoetkoming in de meerkosten beginperiode.
2. De bedragen van deze tegemoetkoming zijn opgenomen in tabel 18. De tabelbedragen gelden voor een plaatsingsperiode van 36 maanden. Bij alle plaatsingsperiodes die afwijken van 36 maanden, wordt de tegemoetkoming evenredig vastgesteld.
3. De hoogte van de tegemoetkoming wordt eenmalig, bij aanvang van de plaatsing, vastgesteld over de initiële plaatsingsduur.
4. Indien de plaatsing door onvoorziene omstandigheden voortijdig wordt beëindigd, en deze omstandigheden niet aan de defensieambtenaar te wijten zijn, wordt de tegemoetkoming niet teruggevorderd.
Artikel 28. Mogelijkheden tot afwijken
De Minister is bevoegd te beslissen in die gevallen waarin deze regeling naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.
Tabel 18 Tegemoetkoming meerkosten beginperiode. Bedragen met ingang van 1 september 2021
binnen Europa
buiten Europa
Voor de defensieambtenaar die metterwoon gevestigd is in het land van plaatsing
€ 5.474,80
€ 9.802,36
Voor de defensieambtenaar die van rijkswege wordt gehuisvest in het land van plaatsing
€ 1.576,08
€ 2.629,48
Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 17. Functietoewijzing en ontheffing uit de functie
1. Functietoewijzing en ontheffing uit een functie geschiedt door Onze Minister.
2. De functie wordt voor drie jaar toegewezen. De duur van de functievervulling kan met instemming van de militair worden verlengd tot een maximum van vijf jaar.
3. De militair is gehouden de hem toegewezen functie te vervullen.
4. In het laatste jaar van de functievervulling bedoeld in het tweede lid is de militair beschikbaar voor functietoewijzing.
5. Na ontheffing uit de functie volgt in beginsel functietoewijzing of bestemming voor een functieopleiding.
6. Indien de militair buiten staat is de hem toegewezen functie te vervullen, kunnen daaraan door Onze Minister consequenties worden verbonden.
7. In afwijking van het tweede lid kan voor bij ministeriële regeling aan te wijzen specifieke functiegroepen de functievervullingsduur worden vastgesteld tot een maximum van zeven jaar. In geval van een afwijkende functievervullingsduur van meer dan vijf jaar, kan tevens een van het vierde lid afwijkende termijn worden vastgesteld tot een maximum van vier jaar.
8. In afwijking van het vierde en het zevende lid is een militair gedurende de gehele duur van de functievervulling beschikbaar voor een functietoewijzing indien er sprake is van een bevordering als bedoeld in de artikel 24.
Artikel 115. Schadeloosstelling
Onze Minister kan de militair naar billijkheid schadeloos stellen voor schaden anders dan bedoeld in artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen en is bevoegd hieromtrent voor groepen van militairen regels te geven.
Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie
Artikel 24. Duur functievervulling
1. De ambtenaar, die in vaste dienst is aangesteld en is tewerkgesteld in een functie waaraan schaal 9 of hoger van bijlage A van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie is verbonden, wordt voor een periode van ten hoogste vijf jaren in een functie tewerkgesteld. Deze tewerkstelling duurt voort, tenzij na afloop van die periode op basis van een met de betrokken ambtenaar gemaakte loopbaanafspraak een andere, passende functie wordt opgedragen. In beginsel dient met de ambtenaar overeenstemming te zijn bereikt over die andere functie.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van het eerste lid worden gesteld.