Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 4 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
6 januari 2021 en het bestreden besluit van 4 maart 2022 een periode van ongeveer één jaar en twee maanden zit. De rechtbank is van oordeel dat dit niet aangemerkt kan worden als voldoende recente informatie op grond waarvan verweerder had mogen aannemen dat eiser nog steeds internationale bescherming in Roemenië geniet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder hiernaar nader onderzoek moet doen. De rechtbank betrekt hierbij tevens dat in het aanmeldgehoor van eiser van 15 juli 2021 staat vermeld dat in Eurodac
– het systeem dat verweerder normaal gesproken als leidend beschouwt – géén melding wordt gemaakt van een aan eiser verleende status in Roemenië, er in het bericht van de Roemeense autoriteiten geen datum staat genoemd tot wanneer de bescherming geldt en verweerder geen rechtstreeks contact heeft opgenomen met de Roemeense autoriteiten. Het besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en dient te worden vernietigd.
Beslissing
J.M. van der Stouwe, griffier.