ECLI:NL:RBDHA:2022:6056
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker. De verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juni 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 mei 2022 in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld in samenhang met een andere zaak (NL21.10436). In de uitspraak van diezelfde dag in die andere zaak is het beroep van de verzoeker behandeld, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.