ECLI:NL:RBDHA:2022:605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/4418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en dwangsom

Op 26 juli 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het inwilligend besluit van 29 juni 2021, waarbij verweerder een verblijfsvergunning heeft verleend aan eiser, geldig tot 29 oktober 2024. Eiser heeft echter op 1 juli 2020 een eerder beroep tegen niet-tijdig beslissen ingetrokken en een verzoek om proceskostenveroordeling ingediend. De rechtbank heeft op 17 januari 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskosten afgewezen.

Eiser heeft op 25 juli 2021 zelfstandig beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juni 2021, specifiek gericht op de vaststelling dat verweerder geen dwangsom verschuldigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het eerdere beroep inzake het besluit van 29 juni 2021 reeds was ingetrokken en dat er al uitspraak was gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling.

Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat het voorliggende beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen verzet doen binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/4418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 26 juli 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het inwilligend besluit van 29 juni 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij besluit van 29 juni 2021 heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd. Een verblijfsvergunning is verleend met ingang van 29 oktober 2019, geldig tot 29 oktober 2024. Tevens heeft verweerder vastgesteld dat hij eiser geen dwangsom verschuldigd is.
2. De gemachtigde van eiser heeft op 1 juli 2020 het beroep niet-tijdig beslissen ingetrokken en een verzoek om een veroordeling in de proceskosten van verweerder ingediend.
3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 17 januari 2022 [1] het beroep niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een veroordeling in de proceskosten afgewezen.
4. Eiser heeft op 25 juli 2021 zelfstandig beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juni 2021 voor zover dit ziet op verweerders vaststelling dat hij eiser geen dwangsom verschuldigd is.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep met betrekking tot verweerders besluit van
29 juni 2021 reeds is ingetrokken en dat uitspraak is gedaan inzake het verzoek om een proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeert dat nu al uitspraak is gedaan het voorliggende beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.NL21.5478