ECLI:NL:RBDHA:2022:605
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en dwangsom
Op 26 juli 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het inwilligend besluit van 29 juni 2021, waarbij verweerder een verblijfsvergunning heeft verleend aan eiser, geldig tot 29 oktober 2024. Eiser heeft echter op 1 juli 2020 een eerder beroep tegen niet-tijdig beslissen ingetrokken en een verzoek om proceskostenveroordeling ingediend. De rechtbank heeft op 17 januari 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskosten afgewezen.
Eiser heeft op 25 juli 2021 zelfstandig beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juni 2021, specifiek gericht op de vaststelling dat verweerder geen dwangsom verschuldigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het eerdere beroep inzake het besluit van 29 juni 2021 reeds was ingetrokken en dat er al uitspraak was gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling.
Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat het voorliggende beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen verzet doen binnen zes weken na verzending.