ECLI:NL:RBDHA:2022:6039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/5361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens gevaar voor de openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Iraakse nationaliteitdrager, had zijn verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen op basis van het openbare ordebeleid. De staatssecretaris stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor naturalisatie omdat er serieuze verdenkingen bestonden dat hij misdrijven had gepleegd, wat werd onderbouwd door twee openstaande strafzaken tegen hem.

Eiser was het niet eens met deze afwijzing en voerde aan dat er geen gevaar voor de openbare orde was, aangezien hij ervan overtuigd was dat hij in hoger beroep zou worden vrijgesproken. Hij betoogde dat de feiten betrekking hadden op incidenten in de familiesfeer en dat dit geen gevaar voor de openbare orde met zich meebracht. De rechtbank oordeelde echter dat de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 als uitgangspunt diende voor de beoordeling van de serieuze verdenkingen. Aangezien er op het moment van de indiening van het verzoek en het bestreden besluit openstaande strafzaken waren, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde.

De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat de afwijzing van zijn verzoek tot gevolg zou hebben dat hij als enige van zijn gezin geen Nederlandse nationaliteit zou bezitten. De rechtbank oordeelde dat verweerder deze omstandigheid niet als bijzonder hoefde aan te merken. Daarnaast werd het betoog van eiser dat hij had moeten worden gehoord in bezwaar afgewezen, omdat er geen twijfel bestond dat de bezwaren niet tot een ander besluit konden leiden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5361

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.S. Jordan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om naturalisatie afgewezen.
In het besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1975 en heeft de Iraakse nationaliteit. Hij wenst de Nederlandse nationaliteit te krijgen.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de afwijzing van het verzoek om naturalisatie gehandhaafd. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van het openbare ordebeleid [1] vanwege twee openstaande strafzaken. Daarom bestaan er serieuze verdenkingen dat eiser misdrijven heeft gepleegd waarop nog een straf kan volgen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij een gevaar voor de openbare orde vormt. Hij is ervan overtuigd dat hij in hoger beroep wordt vrijgesproken en er is dus nog geen sprake van onherroepelijke veroordelingen. Bovendien zien de feiten op incidenten in de familiesfeer en dus is er nooit sprake geweest van een gevaar voor de openbare orde. De afwijzing van het verzoek heeft tot gevolg dat hij als enige van zijn gezin niet de Nederlandse nationaliteit bezit en dat zal verregaande gevolgen hebben voor hem en zijn gezin.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN moet een verzoek om naturalisatie afgewezen worden wanneer sprake is van ernstig vermoedens dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde.
4.1.
Volgens de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (Handleiding) wordt een verzoek om naturalisatie wegens gevaar voor de openbare orde onder meer afgewezen, indien op het moment van indiening van dat verzoek of de beslissing daarop, serieuze verdenkingen bestaan dat de vreemdeling een misdrijf heeft gepleegd waarop nog een sanctie kan volgen. Aanleiding voor het aannemen van een serieuze verdenking kan zijn de vermelding op het uittreksel van de Justitiële documentatiedienst van een openstaande strafzaak wegens een misdrijf. Ook als de vreemdeling al is veroordeeld voor een misdrijf, maar hij tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan, is de strafzaak nog niet onherroepelijk afgedaan en is er nog steeds sprake van een serieuze verdenking, aldus de Handleiding.
5. Het betoog van eiser dat er geen ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, faalt. De Handleiding dient als uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ernstige vermoedens dat de betrokkene gevaar oplevert voor de openbare orde. Nu ten tijde van de indiening van het naturalisatieverzoek en het bestreden besluit – onweersproken – twee strafzaken tegen eiser openstonden wegens het plegen van een misdrijf waarop nog een sanctie kon volgen, leidt toepassing van het beleid tot afwijzing van het verzoek. De stelling dat eiser ervan uitgaat dat hij in hoger beroep wordt vrijgesproken, leidt niet tot een ander oordeel. Ten tijde van de aanvraag en op het moment van het bestreden besluit stonden de strafzaken nog open en bestonden er dus ernstige vermoedens dat eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde. Bovendien betekent de omstandigheid dat een misdrijf zich in de familiesfeer afspeelt niet dat er daarom geen gevaar is voor de openbare orde. Ter zitting is overigens gebleken dat eiser ook in hoger beroep in de twee strafzaken is veroordeeld.
6. Eiser betoogt verder dat de weigering van het verzoek om naturalisatie tot gevolg zal hebben dat hij als enige van zijn gezin niet de Nederlandse nationaliteit zal bezitten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder verwijzing naar paragraaf 6 van de Handleiding, deze omstandigheid niet als bijzonder hoeven aan te merken.
7. Het betoog van eiser ter zitting dat verweerder eiser had moeten horen in bezwaar, slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit en op hetgeen eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2022.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).