ECLI:NL:RBDHA:2022:6033
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van de aanvraag voor verblijf bij adoptievader in het kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jonge vrouw uit Peru en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor verblijf bij haar adoptievader in Nederland, welke eerder was afgewezen door de IND. De rechtbank oordeelde dat de IND niet correct had getoetst of eiseres voldeed aan de criteria voor een verblijfsvergunning op basis van familie- of gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelde vast dat de IND had erkend dat de beoordeling niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat er motiveringsgebreken waren in de besluitvorming. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de IND op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.277,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor verblijf op basis van familie- of gezinsleven, vooral in situaties waarin eerdere aanvragen zijn afgewezen.