ECLI:NL:RBDHA:2022:603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
NL21.16251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsaanvraag op grond van gezinsleven en jongvolwassenenbeleid

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor verblijf als gezinslid van een referent werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 december 2021, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en de referent, de zoon van eiseres, aanwezig was met een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel, de rol van kostwinner op zich heeft genomen na het vertrek van zijn vader, maar dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn moeder en broertjes en zusjes. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op de referent, die jonger is dan 25 jaar en altijd in gezinsverband met eisers heeft samengewoond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eisers worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], eiseres

V-nummer: [nummer]
en de minderjarige kinderen,
[naam kind 1],
[naam kind 2],
[naam kind 3]en
[naam kind 4].
hierna te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 16 september 2021 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. [naam referent] (referent, de zoon van eiseres) is verschenen. Als tolk is verschenen G.M.A. Al Hariba. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum eiser] 1981. De minderjarige kinderen zijn geboren op respectievelijk, [geboortedatum kind 1] 2003, [geboortedatum kind 2] 2005, [geboortedatum kind 3] 2012 en [geboortedatum kind 4] 2014. Zij zijn de broertjes en zusjes van referent. Referent is geboren op [geboortedatum referent] 1997 en is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eisers en referent hebben de Jemenitische nationaliteit. Referent heeft namens eisers een aanvraag ingediend voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij referent op grond van artikel 8 van het EVRM [1] ’. Bij besluit van 26 februari 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers daartegen ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat tussen eisers en referent geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Het jongvolwassenenbeleid [2] is op referent niet van toepassing. Referent valt weliswaar voor wat betreft zijn leeftijd in de categorie van jongvolwassenen, maar sinds het vertrek van zijn vader voorziet hij in zijn eigen levensonderhoud en dat van eisers. Referent heeft daarbij deels de rol van vader op zich genomen ten aanzien van zijn minderjarige broertjes en zusjes. Hij is daarom niet langer afhankelijk van zijn moeder. Verder is er geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’) tussen eisers en referent. De enkele financiële afhankelijkheid die tussen hen bestaat is niet voldoende. De aan de orde zijnde omstandigheden duiden op een gebruikelijke band tussen moeder en zoon. Referent heeft weliswaar na het vertrek van zijn vader diens verzorgende rol op zich genomen, echter heeft referent niet aangetoond dat hij na zijn vertrek in 2019 een relatie heeft (onderhouden) met (een van) zijn broertjes en zusjes die de gebruikelijke band tussen broers en zussen overstijgt.
3. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat er tussen referent en eisers wel sprake is van beschermenswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Ten onrechte heeft verweerder het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing geacht. Referent voorzag niet in zijn eigen levensonderhoud en dat van eisers. Eiser studeerde namelijk nog en werkte daarnaast in de weekenden en vakanties. Het inkomen dat hij daarmee verdiende stond hij af aan zijn moeder. Zijn vader betaalde ondanks diens vertrek nog steeds de belasting waardoor eisers en referent in Saoedi-Arabië konden verblijven. Toen eisers terugkeerden naar Jemen, is referent noodgedwongen vertrokken. Subsidiair voeren eisers aan dat, indien het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing wordt geacht omdat referent de vaderrol in het gezin op zich heeft genomen, op grond daarvan moet worden aangenomen dat tussen eisers en referent sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Bij de beantwoording van de vraag of tussen eisers en referent sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is in geschil of het jongvolwassenenbeleid van verweerder op referent van toepassing is en, indien dat niet zo is, of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent.
5. De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van familie-of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aan tussen meerderjarige kinderen en hun ouders, in beginsel sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het jongvolwassenbeleid van verweerder vormt daarop een uitzondering. Dit beleid is van toepassing op het meerderjarige kind dat:
a. jongvolwassen is;
b. met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
c. niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
d. geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
6. In de Werkinstructie 2020/16 [3] staat ten aanzien van het vereiste genoemd onder c. het volgende vermeld: ‘Daarnaast beoordeel je of de jongvolwassene in zijn eigen onderhoud voorziet. Hierbij moet altijd rekening worden gehouden met de individuele omstandigheden van het geval. Daarbij komt een ander gewicht toe aan de omstandigheid dat de jongvolwassene nog bij zijn ouders woont en een bijbaantje heeft dan wanneer hij nog bij zijn ouders woont maar wel een fulltimebaan heeft. In het laatste geval is het sneller aannemelijk dat de jongvolwassene niet langer feitelijk tot het gezin van de ouders behoort dan in het eerste geval.’
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het licht van het hiervoor geciteerde onvoldoende gemotiveerd waarom referent niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Referent was ten tijde van het bestreden besluit jonger dan 25 jaar. Verder is niet in geschil dat hij tot aan zijn vertrek naar Nederland altijd met eisers in gezinsverband heeft samengewoond en dat hij geen zelfstandig gezin heeft gevormd. Dat referent in algemene bewoordingen heeft verklaard dat hij na het vertrek van zijn vader de rol van kostwinner en vader heeft overgenomen is onvoldoende om te concluderen dat referent in zijn eigen onderhoud voorzag. Verweerder gaat er ten onrechte aan voorbij dat volgens eisers de vader van referent, ondanks zijn vertrek, nog de belastingen voor eisers en referent betaalde, hetgeen eisers en referent in staat stelden om in Saoedi-Arabië te blijven wonen. Referent heeft verder verklaard dat hij naast zijn studie werkte in de weekenden en vakanties. Dit heeft verweerder ten onrechte zonder nadere motivering niet van belang geacht. Verweerder heeft dan ook niet zonder nader onderzoek naar de aard en de hoogte van de gezinsinkomsten, waaronder die van referent, kunnen concluderen dat het genoemde onder c. van de werkinstructie in de weg staat aan toepassing van het jongvolwassenenbeleid.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank daarom niet toe. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Pagina 12 van deze werkinstructie.