Overwegingen
1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Libanese nationaliteit. Eiser heeft op 5 januari 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser zag met regelmaat geüniformeerde en soms gewapende mannen in het (flat)gebouw waar hij woonde. Eiser wilde weten wat er aan de hand was. Ook wilde hij begrijpen waarom hij en de andere bewoners zich aan bepaalde, hen beperkende, regels moesten houden. Eiser heeft zich gewend tot de politie, de burgemeester en de media, maar zij gaven aan dat eiser zich niet negatief mocht uitlaten over deze groep mannen. Hij heeft toen besloten naar het dak van het gebouw te gaan. Op het dak zag eiser dat er een extra geblindeerde en met camera’s beveiligde kamer met antennes werd gebouwd. Deze kamer bleek in gebruik te zijn bij [Groep]. De volgende dag is eiser door een aantal mannen van [Groep] uit zijn woning meegenomen en tien dagen vastgehouden, mishandeld en ondervraagd. Ook op een later moment is eiser door [Groep] meegenomen en vastgehouden. Eiser heeft vervolgens onder druk besloten zich bij [Groep] aan te sluiten. Hij is op 20 september 2020 gevlucht uit Libanon omdat hij weigerde actief lid te zijn van [Groep]. Eiser vreest bij terugkeer te worden opgepakt en vermoord door [Groep].
3. Bij besluit van 14 april 2021 is de asielaanvraag van eiser afgewezen. Bij uitspraak van 21 juli 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, dat besluit vernietigd en aan verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij het bestreden besluit opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.Verweerder werpt eiser tegen dat hij zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk na binnenkomst in Nederland heeft gemeld en kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Verweerder volgt eiser in de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De problemen met [Groep] vindt verweerder echter ongeloofwaardig.
5. Eiser voert aan dat verweerder de door hem gestelde problemen met [Groep] ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden.
6. De beroepsgronden slagen niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. In de hiervoor genoemde uitspraak van 21 juli 2021 heeft deze rechtbank verweerder gevolgd in zijn standpunt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de toegankelijkheid van het dak van het (flat)gebouw waar hij woonde. De rechtbank overweegt in die uitspraak dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat meerdere flatbewoners over een sleutel van het dak beschikten en dat [Groep] ook hiervan af wist, maar dat ze erop vertrouwden dat niemand naar boven zou gaan. De rechtbank overweegt in die uitspraak verder dat eiser in zijn zienswijze een verklaring heeft gegeven die daarmee niet valt te rijmen. Hij heeft namelijk verklaard dat alle bewoners de sleutels moesten inleveren bij [Groep], toen de werkzaamheden op het dak begonnen. Nu tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, is deze tegenstrijdigheid in eisers verklaring in rechte komen vast te staan.
8. Eiser heeft verklaard te vermoeden dat [Groep] het gebouw waar hij woont heeft gekozen voor de bouw en het gebruik van een extra kamer op het dak vanwege de strategische ligging en de hoogte van dit gebouw. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd, zodat deze slechts is gebaseerd op vermoedens. Eiser heeft weliswaar bij zijn zienswijze diverse foto’s overgelegd, maar daaruit blijkt niet dat er op het gebouw waar hij woont een extra kamer is gebouwd met antennes. Bovendien heeft verweerder terecht vastgesteld dat uit de foto’s niet blijkt dat deze daadwerkelijk zijn genomen vanuit het gebouw waar eiser woont.
9. Voor zover eiser stelt dat verweerder de bewijslast van de voor [Groep] strategische ligging van het gebouw ten onrechte alleen bij eiser legt, overweegt de rechtbank als volgt. Om het door de Procedurerichtlijnvereiste volledig en ex nunc onderzoek te kunnen waarborgen, past verweerder de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling toe van verklaringen van asielzoekers. Deze geloofwaardigheidsbeoordeling is uitgewerkt in de werkinstructie 2014/10. Als interne geloofwaardigheidsindicator is daarin opgenomen dat verklaringen van asielzoekers gedetailleerd en specifiek moeten zijn en geen inconsistenties mogen bevatten. Verweerder mag dan ook van eiser verwachten dat hij gedetailleerd en specifiek verklaart over de ligging van het gebouw en zijn verklaringen onderbouwt. Verweerder heeft de bewijslast dan ook in de eerste plaats terecht bij eiser gelegd.
10. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet eenduidig heeft verklaard over de reden van zijn bezoek aan het dak. Immers, tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij niet gehoord werd door de autoriteiten en de media, dat de werkwijze van [Groep] hem niet beviel en dat hij dat als groot onrecht heeft ervaren. Verder heeft hij toegelicht dat hij juist extra nieuwsgierig was omdat hij bij de autoriteiten en de media geen gehoor kreeg en dat hij bewijs wilde vergaren van de activiteiten op het dak.In het aanvullend gehoor verklaart eiser daarentegen dat hij enkel en alleen naar het dak ging om te ontdekken wat er gaande was, zodat hij zijn gezin kon beschermen.In de zienswijze staat vervolgens vermeld dat eiser in eerste instantie wilde uitproberen of zijn sleutel van de toegangsdeur naar het dak het nog deed en hij in een spontane actie naar het dak ging. Deze tegenstrijdigheden doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn beweegredenen ongeloofwaardig zijn bevonden.
11. Verweerder heeft het niet ten onrechte vreemd gevonden dat eiser geen inzicht weet te geven in zijn gedachtegang voordat hij het dak op ging en wat hij dacht toen hij daar eenmaal was. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen vinden dat eiser geconfronteerd werd met een camera die op hem gericht was toen hij op het dak kwam waardoor eiser schrok en zich er van bewust zou moeten zijn dat ontdekt zou worden dat hij daar zonder toestemming was. Dat eiser schrok, zegt iets over zijn emotie van dat moment, maar niets over zijn gedachtegang. Voor zover eiser in beroep aanvoert dat hij niet heeft verklaard over zijn gedachtegang omdat hij de vragen niet goed begreep en mede hierdoor gefrustreerd was, overweegt de rechtbank dat dat niet blijkt uit het verslag van het aanvullend gehoor. Uit dit verslag blijkt weliswaar dat eiser naar aanleiding van vragen van de gehoormedewerker over het schrikken de behoefte voelde om zich rechtstreeks in het Engels tot de gehoormedewerker te wenden, maar hier blijkt niet uit dat eiser dit deed omdat hij de vragen naar zijn gedachtegang niet begreep. Eiser deed dit omdat hij de indruk had dat de tolk niet alles correct vertaalde.Bovendien heeft eiser ook in zijn correcties en aanvullingen op dit gehoor niet aangegeven dat hij de daarover gestelde vragen niet goed begreep.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerders standpunt, dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van het bezoek aan het dak en alle tegenwerpingen van verweerder over de door eiser gestelde ondervonden problemen naar aanleiding van dat bezoek, in beroep niet betwist.
13. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de verklaringen van eiser over de problemen met [Groep] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden.
14. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.