ECLI:NL:RBDHA:2022:6001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
NL21.15536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 10 oktober 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 24 november 2021 op de asielaanvraag beslist, waarbij ook een dwangsombeschikking is opgenomen. Op 8 december 2021 heeft verweerder een gewijzigde dwangsombeschikking aan eiser bekendgemaakt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat verweerder inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Hierdoor is het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had verzocht om verweerder te veroordelen tot betaling van bestuurlijke dwangsommen, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn, gezien de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die van toepassing is in asielzaken.

De rechtbank merkt op dat de termijn om op de aanvraag te beslissen al op 5 december 2020 is verstreken, wat eiser aanleiding gaf om beroep in te stellen. Verweerder is op juiste wijze in gebreke gesteld. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiser, vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 10 oktober 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft op 24 november 2021 op de asielaanvraag van eiser beslist. Dit besluit bevat tevens een dwangsombeschikking. Op 8 december 2021 heeft verweerder een gewijzigde dwangsombeschikking aan eiser bekend gemaakt.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen tot betaling van bestuurlijke dwangsommen. Bij dwangsombeschikking van 8 december 2021 heeft verweerder echter terecht vastgesteld dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen is verschuldigd. Op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND zijn de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb immers niet van toepassing in asielzaken.
3. Omdat de termijn om op de aanvraag te beslissen in dit geval al op 5 december 2020 is verstreken, heeft eiser aanleiding kunnen zien om beroep in te stellen. Verweerder is verder op juiste wijze in gebreke is gesteld. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van eiser. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze vast op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro vijftig eurocent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.