Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de mededeling in het beroepschrift dat eiser verzoekt wat hij eerder in de besluitvormingsfase heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op in moet gaan. Eiser heeft namelijk niet vermeld in welk opzicht de reactie van verweerder in het bestreden besluit volgens hem ontoereikend was. De rechtbank richt zich op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Tijdens de zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij gedurende zijn detentie gesprekken heeft gevoerd met een imam en is begeleid door een psycholoog. Eiser geeft aan dat hij is veranderd, dat hij volledig afstand heeft genomen van zijn ideologie en dat hij niet als terrorist uit detentie komt.
Verder voert eiser aan dat zijn vrijlating een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Gezien het aanzienlijke tijdsverloop dat vooraf gaat aan die onzekere gebeurtenis, is hij geen actueel gevaar voor de samenleving.
Verweerder heeft ter onderbouwing mogen wijzen op verschillende passages uit het arrest van het gerechtshof van 6 oktober 2017 en het vonnis van de rechtbank van 8 oktober 2020. Daaruit blijkt dat eiser twee maal is veroordeeld wegens voorbereiding van misdrijven met een terroristisch oogmerk en deelneming aan een terroristische organisatie. De eerste keer ging het om strafbare gedragingen die plaatsvonden in 2014. De tweede keer betrof het de voorbereiding van een grote terroristische aanslag die eind 2018 zou plaatsvinden. Uit het vonnis van de rechtbank van 8 oktober 2020 blijkt dat eiser met anderen voornemens was met een voertuig een (zware) bomaanslag te plegen en elders een festival binnen te dringen “schietend als een gek op mensen” met Kalasjnikovs. Eiser en anderen zouden daarbij ook handgranaten en bomvesten hebben willen gebruiken. De bomvesten zouden gebruikt moeten worden als de politie zou arriveren, zodat ook zij daarmee slachtoffer zouden worden. Gelet op deze feiten is de rechtbank van oordeel dat het om uitzonderlijk ernstige misdrijven gaat die een grote impact hebben op de samenleving. De rechtbank wijst op de volgende overwegingen uit het vonnis van 8 oktober 2020 en maakt deze overwegingen tot de hare:
Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in het geval van eiser echter geen sprake. De zaak die in de uitspraak van 13 juli 2018 aan de orde was is dan ook niet vergelijkbaar met het geval van eiser.
Verweerder heeft er in dit kader op mogen wijzen dat eiser pas op 14-jarige leeftijd uit Irak is vertrokken en de taal en de samenleving in Irak (KAR) kent. Verweerder heeft er ook op mogen wijzen dat er juist feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen dat eiser de westerse samenleving niet heeft aanvaard. De rechtbank ziet geen indicaties dat eiser niet in staat zou zijn zich aan te passen aan de samenleving in Irak (KAR). Hierbij wijst de rechtbank met verweerder op de beschrijving van eiser in het rapport van de Reclassering van juni 2020 [14] . Daaruit komt naar voren dat eiser zich presenteert als een persoon met een oppervlakkige charme waarmee hij in staat is zich uitzonderlijk goed aan te passen aan situaties en personen. Hij kan dit over een langere periode vasthouden en is volgens de Reclassering in staat zijn gedrag instrumenteel in te zetten om zijn eigen doelen te bereiken.
Ook overigens heeft eiser onvoldoende aangevoerd om het door hem gestelde reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM te onderbouwen. Voor zover eiser van mening is dat hij recht heeft op toelating als vluchteling, ligt het op zijn weg om een daartoe strekkende aanvraag in te dienen.