ECLI:NL:RBDHA:2022:594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanvraag vergoeding tijdelijke huisvesting door aspirant politie op basis van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aspirant politieagent en de korpschef van politie over de vergoeding van tijdelijke huisvestingskosten. De eiseres, die tijdelijk was aangesteld voor de politieopleiding, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van haar maandelijkse woonkosten vanaf oktober 2019. De korpschef had deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke huisvesting zoals vastgelegd in artikel 14a van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). De rechtbank oordeelde dat de eiseres de vergoeding vooraf had moeten aanvragen en dat de korpschef terecht had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat het begrip 'tijdelijke huisvesting' niet gedefinieerd is in het Brvvp, maar dat het een ruimere betekenis heeft dan alleen een pension of studentenkamer. De eiseres had niet aangetoond dat zij niet dagelijks kon reizen tussen haar woning en de opleidingslocatie, en had ook niet vooraf overleg gepleegd met het bevoegd gezag over haar huisvesting. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de korpschef rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.