ECLI:NL:RBDHA:2022:594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag vergoeding tijdelijke huisvesting door aspirant politie op basis van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aspirant politieagent en de korpschef van politie over de vergoeding van tijdelijke huisvestingskosten. De eiseres, die tijdelijk was aangesteld voor de politieopleiding, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van haar maandelijkse woonkosten vanaf oktober 2019. De korpschef had deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke huisvesting zoals vastgelegd in artikel 14a van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). De rechtbank oordeelde dat de eiseres de vergoeding vooraf had moeten aanvragen en dat de korpschef terecht had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat het begrip 'tijdelijke huisvesting' niet gedefinieerd is in het Brvvp, maar dat het een ruimere betekenis heeft dan alleen een pension of studentenkamer. De eiseres had niet aangetoond dat zij niet dagelijks kon reizen tussen haar woning en de opleidingslocatie, en had ook niet vooraf overleg gepleegd met het bevoegd gezag over haar huisvesting. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de korpschef rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. de Klein),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: drs. G.I. Johanns en mr. I.E.H. Versteijlen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een vergoeding van maandelijkse tijdelijke woonkosten vanaf oktober 2019 afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is met ingang van 7 oktober 2019 tijdelijk aangesteld als aspirant voor het volgen van de initiële politieopleiding niveau 3, met als werkgebied de eenheid Den Haag. Zij woonde in [woonplaats 2] en heeft voor het volgen van de opleiding een appartement met een huurprijs van € 525,- per maand gehuurd in [plaats] . Eiseres heeft eind december 2020 of begin januari 2021 via het geautomatiseerde systeem Youforce een vergoeding voor de maandelijkse woonkosten vanaf oktober 2019 aangevraagd op grond van artikel 14a van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). Deze zaak gaat over de vraag of verweerder deze vergoeding moet toekennen.
Wat vindt verweerder?
2. Verweerder vindt dat het begrip tijdelijke huisvesting in artikel 14a van het Brvvp moet worden uitgelegd als tijdelijk verblijf in een pension of studentenkamer of dergelijke en niet als het voeren van een zelfstandige huishouding in bijvoorbeeld een appartement, zoals bij eiseres het geval is. Ter zitting heeft verweerder aangevuld dat het moet gaan om een huurcontract met een duidelijke begin- en einddatum. Verder volgt uit het Brvvp dat van tevoren moet worden overgelegd met het bevoegd gezag over het aanvragen van de vergoeding. Dit heeft eiseres niet gedaan.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres vindt dat de beperkte uitleg die verweerder geeft aan het begrip tijdelijke huisvesting geen steun vindt in artikel 14a van het Brvvp en ook niet in de Nota van Toelichting. Verweerder leidt ten onrechte uit de vorige geldende regeling [1] af dat met het begrip tijdelijke huisvesting wordt bedoeld een tijdelijk verblijf in een pension of een studentenkamer en niet het voeren van een eigen huishouding.
In artikel 14a van het Brvvp is immers alleen het bedrag van de maximale vergoeding uit de vorige regeling overgenomen. Het begrip pension is niet overgenomen maar vervangen door tijdelijke huisvesting.
Eiseres vindt dat er in haar situatie sprake is van tijdelijke huisvesting omdat zij niet de intentie heeft na haar opleiding in Den Haag te blijven wonen. Ter zitting heeft zij gesteld dat zij een huurcontract heeft voor een jaar met een mogelijkheid tot verlenging en dat het huurcontract over twee maanden, na het behalen van haar opleiding, eindigt.
Eiseres vindt ook dat het voor een aanspraak op een tegemoetkoming in de woonkosten voor tijdelijke huisvesting niet van doorslaggevende betekenis is of zij de huisvestingproblematiek vooraf heeft besproken met het bevoegd gezag. Eiseres stelt dat het vooraf bespreken van de huisvestingproblematiek in de toelichting bij artikel 14a van het Brvvp als uitgangspunt is vermeld, maar niet imperatief is voorgeschreven.
Eiseres handhaaft haar beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Verder vindt eiseres dat haar inschrijving in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Den Haag voor de vraag wat onder tijdelijke huisvesting moet worden verstaan niet van belang is, omdat zij ook ingeval van tijdelijke huisvesting verplicht is zich in te schrijven bij de gemeente Den Haag.
Tot slot voert eiseres aan dat zij bij haar aanstelling onjuist c.q. in strijd met artikel 14a van het Brvvp is voorgelicht over een mogelijke aanspraak op vergoeding van woonkosten, omdat in het ontvangen welkomstpakket is vermeld dat huisvesting voor eigen rekening is en uitsluitend aspiranten die de opleiding niveau 5 in Apeldoorn volgen in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van artikel 14a van het Brvvp.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
De rechtbank stelt vast, zoals ook partijen hebben gedaan, dat het Brvvp noch de toelichting daarop, een definitie geeft van het begrip ‘tijdelijke huisvesting’. Het in de vorige regeling gebruikte begrip pension is vervangen door ‘tijdelijk huisvesting’. Taalkundig heeft het begrip ‘tijdelijk huisvesting’ een ruimere betekenis dan pension. De rechtbank acht wel aannemelijk dat met het begrip ‘tijdelijke huisvesting’ in feite wordt bedoeld een vorm van huisvesting, die naar zijn aard bedoeld is om tijdelijk te worden bewoond. Daarvan zijn een pension, studentenkamer, hotel en vakantiewoning voorbeelden.
Gelet op het feit dat het begrip tijdelijke woonruimte in een concreet geval nader moet worden ingevuld èn met name gelet op de voorwaarde [2] dat een vergoeding pas kan worden verstrekt, indien door het bevoegd gezag niet zelf in huisvesting van de aspirant wordt voorzien, is de rechtbank van oordeel dat eiseres de vergoeding vooraf had moeten aanvragen. Verweerder kan immers besluiten aan de aspirant een voorziening voor huisvesting te verstrekken. Indien dat niet het geval is en een vergoeding aan de orde kan komen, dient het bevoegd gezag zich ook nog een oordeel te vormen over de vraag of de aspirant al dan niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen de oorspronkelijke woning en de plaats van opleiding. Daarbij kan dan ook aan de orde komen of de huisvesting die de aspirant op het oog heeft, gelet op de aard van die woning, is aan te merken als ‘tijdelijke huisvesting’.
De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de toelichting bij artikel 14a van het Brvvp. Daarin staat dat uitgangspunt is dat het bevoegd gezag en de aspirant gezamenlijk moeten bespreken wat voor de aspirant de beste oplossing is.
5.2.
Nu eiseres de vergoeding voor tijdelijke huisvesting niet vooraf heeft aangevraagd, mocht verweerder de aanvraag van eiseres afwijzen. De stelling van eiseres dat de Flyer die zij heeft ontvangen voor haar aanstelling onjuiste informatie bevatte leidt niet tot het oordeel dat eiseres een vergoeding moet worden toegekend. Verweerder heeft weliswaar erkend dat eiseres een verouderde Flyer heeft ontvangen, maar deze Flyer verwijst naar de regelgeving, waaronder het Brvvp, en naar de personeelspagina op het politie intranet. Verder bevat de Flyer een disclaimer. De rechtbank is van oordeel dat van eiseres gevergd mocht worden verder te informeren of zij voor een vergoeding van huisvestingskosten in aanmerking kwam. Daarbij is meegewogen dat eiseres een woning heeft gehuurd van € 525,- terwijl zij tijdens haar opleiding een salaris van circa € 800,- zou ontvangen. Om financiële problemen (interen op eigen vermogen, lenen) te voorkomen of te beperken had eiseres voorafgaand aan het huren overleg met verweerder moeten zoeken.
5.3.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. In het bestreden besluit is vermeld dat de collega, waarnaar eiseres verwijst, zijn situatie met de trajectbegeleider heeft besproken. Er was voor hem op dat moment geen tijdelijke huisvesting door de Eenheid Den Haag beschikbaar. Hij heeft toen via de eenheid Den Haag een kamer bij een particulier gehuurd. Reeds omdat deze collega zijn huisvestingssituatie wel vooraf heeft besproken, is de situatie van eiseres niet gelijk aan deze collega.
5.4.
Het beroep is ongegrond.
5.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Ten overvloede geeft de bestuursrechter verweerder het volgende in overweging.
Ter zitting is vastgesteld dat wanneer eiseres verweerder tijdig had ingelicht over haar huisvestingsprobleem, zij gelet op het afstandscriterium in aanmerking zou komen voor tijdelijke huisvesting en de kosten daarvan voor eiseres ca. € 250,- tot € 400,- zouden zijn geweest (afhankelijk van het door verweerder aangeboden type tijdelijke huisvesting). Gelet op het belang van verweerder bij opleiden van aspiranten en het vertrouwen dat aspiranten in hun werkgever mogen stellen, komt het de bestuursrechter niet onredelijk voor als verweerder zou onderzoeken of uit coulance aan eiseres een vergoeding van € 250,- per maand zou kunnen worden verstrekt tot het moment waarop de behoefte aan tijdelijke huisvesting van eiseres als aspirant vervalt. Daarbij kan verweerder betrekken dat de aanvraag pas ruim 14 maanden na aanvang van de huisvestingsbehoefte is ingediend en verweerder als regel hanteert dat een aanvraag geen betrekking kan hebben op een periode van meer dan drie maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage – 21/5052
Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie
Artikel 14a
1. De aspirant heeft aanspraak op vergoeding van kosten voor tijdelijke huisvesting, die gelijk is aan 90% van het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 428,71 per maand (bedrag 2019; met ingang van 1 januari 2020: € 433,-, toevoeging rechtbank), indien:
a. naar het oordeel van het bevoegd gezag de aspirant niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen de woning en de plaats waar een krachtens artikel 2c, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie aangewezen politieopleiding wordt gevolgd; en
b. het bevoegd gezag geen voorziening voor verblijf in de omgeving van de plaats waar deze politieopleiding wordt gevolgd, aan de aspirant verstrekt.
2. De aspirant, bedoeld in het eerste lid, heeft maximaal eenmaal per week aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten naar zijn oorspronkelijke woning. De tegemoetkoming is gelijk aan de kosten voor openbaar vervoer in de tweede vervoersklasse of, bij gebruik van eigen vervoer, € 0,19 per kilometer.
Artikel 26
1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. eigen huishouding voeren: het zelfstandig bewonen van woonruimte, voorzien van eigen meubilair en stoffering;
(…)
Nota van Toelichting bij het Besluit van 26 februari 2011 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie in verband met de tweede tranche van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden (HAP II Besluit). (Staatsblad 2011, 2018)
Artikel IV
In het kader van de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden bij de politie is afgesproken dat het bevoegd gezag op verzoek van de aspirant kan besluiten tot het toekennen van een vergoeding voor tijdelijke huisvesting indien het dagelijks heen en weer reizen tussen de woonplaats en de plaats waar de initiële opleiding wordt gevolgd, naar het oordeel van het bevoegd gezag bezwaarlijk is. Hiertoe wordt aan het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie een nieuw artikel 14a toegevoegd. Redenen die bij de beslissing een rol spelen, zijn:
• de duur van de reis;
• de reisafstand;
• of betrokkene over al dan niet eigen vervoer beschikt;
• de beschikbaarheid van openbaar vervoer;
• overige persoonlijke omstandigheden, zoals de mogelijkheid al dan niet thuis in rust te kunnen studeren.
Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag en de aspirant gezamenlijk moeten bespreken wat voor de aspirant de beste oplossing is.
Het bedrag van € 340,34 is gelijk aan de maximale tegemoetkoming voor pensionkosten zoals deze was opgenomen in artikel 13, eerste lid, van de Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie.
Opgemerkt wordt nog dat naast de aanspraak geregeld in het nieuwe artikel 14a ook aanspraak bestaat op vergoeding van reiskosten tussen de tijdelijke verblijfplaats en de plaats van opleiding op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie.
Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie, vervallen per 1 juli 2008
Artikel 13
1. De tegemoetkoming in pensionkosten als bedoeld in artikel 12, derde lid, van het besluit bedraagt voor de betrokkene die gewoonlijk met gezinsleden samenwoont 90% en voor de overige betrokkenen 60% van de betaalde pensionkosten voor zover deze kosten niet uitgaan boven het maximum bedrag van € 340,34 per maand.

Voetnoten

1.Regeling vergoeding verplaatsingskosten politie, vervallen per 1 juli 2008
2.Artikel 14a, eerste lid, aanhef en onder b, Brvvp