In deze zaak heeft de werknemer, die sinds 1 oktober 2020 in dienst was bij de werkgever, op 1 oktober 2021 ontslag op staande voet gekregen wegens ongeoorloofde afwezigheid. De werknemer had zich niet volgens de regels ziekgemeld, maar de werkgever was op de hoogte van de medische redenen voor zijn afwezigheid. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en het loon door te betalen. De werkgever voerde aan dat de werknemer zich niet ziek had gemeld en dat er eerdere waarschuwingen waren gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2022 werd duidelijk dat de werkgever geen schriftelijke waarschuwingen had gegeven en dat de werknemer wel degelijk ziek was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever had nagelaten de bedrijfsarts in te schakelen en onvoldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden van ontslag. Het ontslag werd vernietigd, en de werkgever werd veroordeeld tot betaling van het loon van de werknemer over de maanden september tot en met november 2021, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De werkgever werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.