Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van deze rechtbank van 21 oktober 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met 4 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling op 6 april 2022.
2.De feiten
€ 144.724,34.
5 april 2013 tot 5 april 2014 verhuurd voor een bedrag van € 750 per maand. [eiser] is telkens als verhuurder opgetreden. Hij heeft ook de huurpenningen heeft geïnd.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
dit proces-verbaal is in minuut opgemaakt op de datum in het hoofd van deze akte vermeld en betreft het verhandelde op één december tweeduizend tien (…)’. In het proces-verbaal is dus vastgelegd wat er op 1 december 2010 is gebeurd.
€ 3.621 (€ 81 aan griffierecht en € 3.540 aan salariskosten advocaat, bestaande uit 2 punten tegen tarief V à € 1.770 per punt). De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld. Voor een afzonderlijke veroordeling in de nakosten, zoals door [gedaagde] gevorderd, bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De rechtbank zal de nakosten begroten conform het liquidatietarief.