ECLI:NL:RBDHA:2022:5890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
21/1300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsschatting en geschiktheid voor passende arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een docente gebarentaal, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van een praktische schatting van haar arbeidsongeschiktheid, die minder dan 35% bleek te zijn. Eiseres was van mening dat de schatting niet correct was, omdat zij zich in een 'witte ravenbaan' bevond en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet adequaat was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de argumenten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres werd als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld, wat betekende dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1300

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N. Schenk),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers).

Procesverloop

In het besluit van 19 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om per 27 juni 2020 aan eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
In het besluit van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar tolk A.M. Verhoeven. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres was werkzaam als docent gebarentaal bij [organisatie] voor gemiddeld 31,95 uur per week. Zij meldde zich ziek op 14 juni 2018. Per november 2019 heeft eiseres haar werk hervat voor gemiddeld 20 uur per week.
1.2.
Met een aanvraag van 26 maart 2020 heeft eiseres verzocht om een WIA-uitkering.
Verweerder heeft hierop het primaire besluit genomen en geweigerd om per einde wachttijd een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen omdat zij op basis van een praktische schatting minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en zich op het volgende standpunt gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft extra beperkingen vastgesteld en een nieuwe FML opgesteld. Uitgaande van de feitelijke inkomsten uit arbeid is eiseres 36,13% arbeidsongeschikt. Eiseres wordt echter ook in staat geacht om voldoende passende functies te kunnen verrichten en volgens deze theoretische schatting is eiseres 34,06% arbeidsongeschikt. Eiseres is derhalve minder dan 35% arbeidsongeschikt.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiseres kan zich vinden in de nieuwe berekening van de praktische schatting waarmee zij 36,13% arbeidsongeschikt is, maar zij blijft van mening dat een praktische schatting niet aan de orde kan zijn omdat sprake is van een ‘witte ravenbaan’. Eiseres is verder van mening dat haar een rechtsgang is ontnomen nu eerst in het bestreden besluit theoretische functies zijn geduid. Ook is de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) geen juiste weergave van de beperkingen van eiseres, zeker nu de urenbeperking ten aanzien van passende arbeid is geschrapt. Tot slot voert eiseres aan dat de geduide functies niet geschikt zijn.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
De primaire verzekeringsarts heeft op 8 juni 2020 een telefonisch spreekuur met eiseres gehouden. Ook is dossieronderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen op 12 juni 2020 een rapport opgesteld. Eiseres is volgens de primaire verzekeringsarts beperkt op auditief vlak, wat aanleiding geeft tot beperkingen. Er is een medische indicatie voor een urenbeperking voor 20 uur per week. Eiseres heeft verminderde functionele mogelijkheden en is ongeschikt voor het eigen werk (voor het volledige aantal uren). De beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een FML die ziet op 12 juni 2020.
4.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b op 21 december 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft hiervoor dossieronderzoek verricht en eiseres medisch onderzocht in het bijzijn van een tolk gebarentaal. Verder zijn de door eiseres in bezwaar overgelegde medische gegevens bij het medisch oordeel betrokken. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen wegens extra rust- en recuperatiebehoefte. Voor het eigen werk wordt daarom aangesloten bij de arbeidsduur die de primaire verzekeringsarts aangenomen heeft. In passende arbeid wordt eiseres wel fulltime belastbaar geacht.
De verzekeringsarts b&b heeft een aangepaste FML opgesteld voor het eigen werk en een aangepaste FML voor passende arbeid in het algemeen, beide geldend vanaf 27 juni 2020.
4.4.
De verzekeringsarts b&b heeft op 6 mei 2021 een aanvullend rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b stelt dat in het rapport van 21 december 2020 reeds gemotiveerd is aangegeven waarom een urenbeperking voor het eigen werk wel aan de orde is, maar niet voor passend werk nu hier reeds maximaal rekening wordt gehouden met de aanwezige auditieve beperking. Het beroepschrift geeft geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres daarnaast ook medisch onderzocht. Uit de rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat alle klachten van eiseres in de beoordeling zijn betrokken. Daarbij overweegt de rechtbank dat het ontbreken van een nadere beoordeling omtrent het bestaan van een eventuele (lichte) verstandelijke beperking, achterwege heeft kunnen blijven, nu de concrete beperkingen in het functioneren in ogenschouw zijn genomen.
5.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het beroep geen aanleiding geeft om te twijfelen aan het medisch oordeel. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat te weinig beperkingen zijn aangenomen. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat het voor haar niet mogelijk is om 40 uur per week te werken, overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts b&b heeft in het rapport van 21 december 2020 aangegeven dat een urenbeperking van 20 uur voor eiseres geldt in haar eigen werk maar dat eiseres in passende arbeid fulltime belastbaar is. Het verschil tussen beide hangt samen met de extra inspanning in het eigen werk, waardoor de urenbeperking compenseert voor de
specifiekere voorwaarden die voor passende arbeid gelden. Omdat in passende arbeid een geringer beroep op het taalbegrip en werkgeheugen van eiseres wordt gedaan, is een urenbeperking daar niet nodig zolang de beperkingen uit de FML in acht worden genomen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen urenbeperking is voor eiseres bij passende arbeid. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank onderschrijft dan ook de medische grondslag van het bestreden besluit.
5.3.
In aanvulling op het bovenstaande merkt de rechtbank het volgende op. Eiseres heeft aangevoerd dat zij beperkt is op het FML item 1.8.6. (aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico). De primaire verzekeringsarts heeft eiseres beperkt geacht op het FML item 1.8.7. (specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren). De verzekeringsarts b&b heeft in het aanvullende rapport opgenomen dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico en dat dit op 1.8.6. gescoord had kunnen worden. De verzekeringsarts b&b heeft dit echter niet gewijzigd omdat deze beperking eerder al op was genomen in 1.8.7. Verweerder heeft ter zitting erkend dat het beter was geweest als de verzekeringsarts b&b deze beperking wel had gecorrigeerd. Een correctie zou volgens verweerder echter niet leiden tot andere functies, hetgeen niet door eiseres is bestreden. Hoewel deze gang van zaken het vertrouwen van betrokkene dat verweerder zorgvuldig met haar zaak omgaat schendt, hetgeen verweerder zich aan dient te trekken,
maakt dit bij de voorliggende beoordeling niet dat sprake is van een onjuist of onzorgvuldig medisch onderzoek nu de beperking op 1.8.6. zowel door de verzekeringsarts b&b als door verweerder wordt erkend.
6.1.
Ten aanzien van het arbeidsongeschiktheidspercentage overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.
In artikel 9, onder h, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) is erin voorzien dat in gevallen waarin de verzekerde arbeid heeft hervat, bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan van de arbeid die feitelijk wordt verricht (praktische schatting), mits dit leidt tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan het geval is op basis van een (gebruikelijke) schatting (aan de hand van de theoretische functies) (theoretische schatting). In artikel 9, onder i, van het Schattingsbesluit wordt onder arbeid, die feitelijk wordt verricht, mede verstaan arbeid die na het intreden van de arbeidsongeschiktheid feitelijk is verricht en waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
6.3.
Door de primaire arbeidsdeskundige zijn in het rapport van 15 juni 2020 de werkzaamheden van eiseres als docent gebarentaal voor gemiddeld 20 uur per week passend bevonden, het werk past bij haar functionele mogelijkheden. Eiseres verdient met dit werk 32,40% minder dan wat zij zou verdienen in haar eigen werk. Zij is derhalve 32,40% arbeidsongeschikt.
6.4.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in het rapport van 27 januari 2021 berekend dat het passende werk van eiseres een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,13% oplevert, dit naar aanleiding van een wijziging in de doorgegeven loonwaarde. Volgens de arbeidsdeskundige b&b betreft het passende werk van eiseres geen “witte ravenbaan” nu zij deze functie al geruime tijd verricht en het werkzaamheden met een relevant takenpakket en een economische loonwaarde betreft. Ook gaat het om een deel van het eigen werk van eiseres. Een praktische schatting op grond van het passende werk is derhalve mogelijk.
De arbeidsdeskundige b&b heeft daarnaast een theoretische schatting gedaan en de functies van productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043), samensteller kunstof- en rubberproducten (SBC-code 271130) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten (SBC-code 111171) voor eiseres geduid. Eiseres is op grond van deze functies 34,06% arbeidsongeschikt. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend door de hoogste verdiencapaciteit te vergelijken met het maatmaninkomen. Nu dit wordt behaald in de functies van de theoretische schatting, is eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt.
6.5.
Naar aanleiding van het beroep heeft de arbeidsdeskundige b&b een aanvullend rapport van 12 mei 2021 opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b herhaalt dat geen sprake is van een witte ravenbaan en onderbouwt dat deze redenering ertoe zou leiden dat per definitie arbeidsongeschiktheid kan ontstaan, ook als eiseres volledig geschikt is voor de maatgevende arbeid. Ten aanzien van de geduide functies geeft de arbeidsdeskundige b&b aan dat de eisen aan communicatie zeer gering zijn. De functie van samensteller kunstof- en rubberproducten wordt – naar aanleiding van de beroepsgrond dat deze gevaarlijk zou zijn voor eiseres – door de arbeidsdeskundige b&b verworpen. In plaats daarvan schuift de functie van productiemedewerker metaal en elektro-industrie (SBC-code 111171) op. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres komt daarmee op 34,56%.
6.6.
Nu verweerder op grond van het Schattingsbesluit mag uitgaan van het laagste arbeidsongeschiktheidspercentage, heeft hij zich terecht mogen baseren op de theoretische schatting. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. Ten aanzien van de berekeningen die verweerder heeft gemaakt in het kader van de theoretische schatting zijn door eiseres geen gronden aangevoerd. De rechtbank ziet ook geen reden om hieraan te twijfelen. Dat eerst in het bestreden besluit en niet reeds in de primaire fase theoretische functies zijn geduid, maakt, in tegenstelling tot wat eiseres aanvoert, het onderzoek niet onzorgvuldig. Nu eiseres in de primaire fase op grond van de praktische schatting naar haar daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, was verweerder niet genoodzaakt om daarnaast theoretische functies te duiden. Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres dan ook terecht vastgesteld op 34,56%.
6.7.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat volgens het beleid van verweerder slechts gedurende 15% van de tijd een doventolk kan worden toegekend en dat dit geen oplossing is voor onvoorziene situaties, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank kan volgen dat de doventolk niet bij ieder overleg aanwezig zal zijn. Uit de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b en de verzekeringsarts b&b volgt echter dat het voor eiseres mogelijk is om op andere wijze – op eenvoudig niveau weliswaar – te communiceren. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat het voor eiseres mogelijk is om te communiceren op werk, te meer daar niet aannemelijk is geworden dat de functies vragen om communicatie op een meer dan eenvoudig niveau.
6.8.
Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat sprake zou zijn van een witte ravenbaan overweegt de rechtbank dat eiseres geen belang heeft bij een beoordeling van deze beroepsgrond nu de praktische schatting niet aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
7. Gelet op bovenstaande heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zodat haar terecht een WIA-uitkering is geweigerd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.