ECLI:NL:RBDHA:2022:589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.G.C. Veneman
- B.A.H. van der Ven LL.B.
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een dwangakkoord ondanks verzet van de grootste schuldeiser
In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen met zijn voorstel. De heer [verzoeker] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 244.403,84 opgebouwd bij vijf schuldeisers, waarvan Intrum Nederland B.V. de grootste is met een vordering van € 232.509,28. De rechtbank heeft op 27 januari 2022 geoordeeld dat het verzoek van de heer [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen, toewijsbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een bevoegde instantie, en dat het onredelijk is dat Intrum weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft daarbij een belangenafweging gemaakt tussen de verzoeker, de weigerende schuldeiser en de schuldeisers die wel hebben ingestemd. De rechtbank concludeert dat het voorstel van de heer [verzoeker] het maximaal haalbare is en dat de meerderheid van de schuldeisers met de regeling heeft ingestemd. De rechtbank heeft het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen.