ECLI:NL:RBDHA:2022:588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/09/621382 / FT RK 21/923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementszaak met één schuldeiser

In deze zaak heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar enige schuldeiser, ABN AMRO Bank N.V. Mevrouw [verzoekster] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 35.742,36. Ondanks haar pogingen om een saneringsakkoord aan te bieden, heeft ABN AMRO niet ingestemd met haar voorstel, dat inhield dat een deel van de vordering zou worden voldaan en het resterende deel zou worden kwijtgescholden. De rechtbank heeft op 27 januari 2022 besloten om het verzoek van mevrouw [verzoekster] toe te wijzen, waarbij zij oordeelde dat de weigering van ABN AMRO om in te stemmen met het aangeboden akkoord onredelijk was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door mr. A. Kotan, en dat het voorstel voldoende gedocumenteerd was. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van mevrouw [verzoekster] zwaarder wegen dan die van ABN AMRO. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van mevrouw [verzoekster], waaronder haar langdurige Participatiewet-uitkering en haar psychische problemen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuld aan ABN AMRO is ontstaan na het overlijden van de partner van mevrouw [verzoekster], wat haar financiële situatie verder heeft bemoeilijkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank ABN AMRO bevolen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek van mevrouw [verzoekster] om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, aangezien het dwangakkoord werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 januari 2022, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/621382 / FT RK 21/923 en FT RK 21/924
vonnis van 27 januari 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
hierna: verzoekster of mevrouw [verzoekster],
tegen
ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
hierna: verweerster of ABNAMRO
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft één schuldeiser (ABNAMRO) aan wie zij een voorstel heeft gedaan. Dit voorstel houdt in dat een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat ABNAMRO niet met dit voorstel heeft ingestemd, heeft mevrouw [verzoekster] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 35.742,36 aan één schuldeiser (ABNAMRO). Het is mevrouw [verzoekster] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schuld. Met behulp van mr. Kotan van Berk advocatuur heeft zij voor het laatst op 20 april 2021 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan ABNAMRO een uitkering ineens van 5,4% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van het restant van haar vordering.
1.2.
Verweerster is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [verzoekster] heeft een schuld aan verweerster van € 35.742,36, dat is 100% van de totale schuldenlast.
1.3.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] op 26 november 2021 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank ABNAMRO dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Ter zitting is verklaard dat in geval van afwijzing van het dwangverzoek, het WSNP-verzoek wordt ingetrokken.

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [verzoekster] zijn behandeld op de zitting van 20 januari 2022. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [verzoekster], verzoekster,
- [zoon van verzoekster], zoon van mevrouw [verzoekster],
- mr Azauaiyat, namens mr. S. Rahimzadeh,
- [naam tolk], tolk.
2.2.
Verweerster heeft bij schrijven van 18 januari 2022 schriftelijk verweer gevoerd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [verzoekster] stelt dat het onredelijk is dat verweerster het aanbod niet aanvaardt. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
Verweerster stemt niet in met de aangeboden schuldregeling en heeft de redenen uitvoerig schriftelijk toegelicht. Samengevat heeft verweerster betoogd dat het voorstel dat is gedaan niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd, onder meer omdat niet duidelijk is gemaakt waarom op de uitkering van verzoekster de kostendelersnorm wordt toegepast. Volgens verweerster is er geen sprake van een schuldbemiddelingstraject conform de MSNP, maar om een ‘simpele’ afkoop van schulden zonder de inspanningen die bij een regulier MSNP-traject horen. Ten slotte stelt verweerster zich op het standpunt dat zij niet kan vaststellen dat het huidige voorstel het maximaal haalbare is.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van mevrouw [verzoekster] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie en ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweerster weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door mr. A. Kotan. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Mr Azauiyat heeft ter zitting toegelicht dat het minnelijk traject is uitgevoerd door mr Kotan en dat het dwangtraject wordt uitgevoerd door mr Rahimzadeh. Dat is, hoewel dit zonder nadere toelichting inderdaad verwarring oproept, toegestaan. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende controleerbaar gedocumenteerd. Op de uitkering van verzoekster werd de kostendelersnorm toegepast. Ter zitting is toegelicht dat dit te maken had met het feit dat een meerderjarige zoon van verzoekster bij haar thuis stond ingeschreven. Verzoekster heeft recent de gemeente verzocht deze zoon uit te schrijven, omdat hij niet (of nauwelijks) werkt en ook overigens geen positieve bijdrage leverde aan het huishouden van verzoekster. Dit is door de andere zoon van verzoekster bevestigd. Nu deze informatie geen gevolgen heeft voor het vrij te laten bedrag van verzoekster, en ook niet op voorstel dat aan ABNAMRO is gedaan, zal de rechtbank geen gevolgen verbinden aan het pas in een zo laat stadium verstrekken van deze informatie.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Mevrouw [verzoekster] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [verzoekster] aan de ABNAMRO heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Mevrouw [verzoekster] heeft sinds medio 2013 een Participatiewet-uitkering en is door de gemeente vrijgesteld van haar sollicitatieverplichting omdat betaalde arbeid voor mevrouw [verzoekster] niet mogelijk is. Uit overgelegde stukken blijkt verder dat mevrouw [verzoekster] sinds 2019 in behandeling is bij een psychiater. Naar het oordeel van de rechtbank valt op grond van deze persoonlijke omstandigheden niet te verwachten dat op (korte) termijn (binnen drie jaar) verandering in komt in de inkomenssituatie van mevrouw [verzoekster].
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De vordering van verweerster bedraagt met 100% de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat verweerster heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die de gehele of een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan het dwangakkoord dus ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser de gehele schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de schuld aan verweerster is ontstaan nadat de partner van mevrouw [verzoekster] is overleden. Mevrouw [verzoekster] werd op dat moment geconfronteerd met de schuld van verweerster, terwijl het inkomen van haar echtgenoot, waarmee op de vordering werd afbetaald, wegviel. Mevrouw [verzoekster] heeft vervolgens een betalingsregeling getroffen van € 30,- per maand die zij sinds 2014 netjes is nagekomen.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwegen, is de rechtbank van oordeel dat de belangen van verzoekster bij toewijzing van het dwangakkoord zwaarder dienen te wegen dan de belangen van ABNAMRO bij de afwijzing daarvan. Dat brengt mee dat ABNAMRO in redelijkheid niet in de weigering van het voorstel had mogen volharden. Het dwangverzoek zal daarom worden toegewezen.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft mevrouw [verzoekster] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt verweerster in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.