ECLI:NL:RBDHA:2022:5842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
AWB 20/85
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag van Syrische eiseres na inreis in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een mvv-aanvraag van een Syrische eiseres. Eiseres had op 6 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 21 april 2020 het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting was ook de referent van eiseres en een tolk aanwezig.

Eiseres heeft in de loop van de procedure haar inreis in Nederland gemeld, wat aanleiding gaf tot heropening van het onderzoek. De rechtbank heeft op 22 december 2021 het onderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te verduidelijken. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres geen procesbelang meer had bij het beroep, omdat er inmiddels een besluit op haar bezwaar was genomen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zowel voor het deel dat betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit als voor het inhoudelijke deel van de mvv-aanvraag.

De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in een deel van de door eiseres gemaakte proceskosten, omdat eiseres het beroep terecht had ingediend wegens het overschrijden van de beslistermijn. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/85
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres,

gemachtigde: mr. R.C. van den Berg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Hamzaoui.

Procesverloop

Eiseres heeft op 6 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
Verweerder heeft op 3 februari 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 21 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
Verweerder heeft op 27 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens waren ter zitting aanwezig Masoud Hamoud, referent, en G.M.A. Al-Harbia, tolk.
Ter zitting is gelijktijdig behandeld het beroep van de kinderen van eiseres tegen een afzonderlijke besluit op bezwaar van 21 april 2020 (AWB 20/2576).
Ter zitting is het onderzoek gesloten en partijen medegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
Bij brief van 21 oktober 2021 heeft de gemachtigde van eiseres bericht dat eiseres en haar kinderen in Nederland zijn aangekomen en hier een asielaanvraag hebben ingediend. Verweerder heeft in zijn bericht van 1 november 2021 hierop gereageerd. Op 9 november 2021 heeft de gemachtigde van eiseres bericht dat alleen eiseres in Nederland is.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.
Bij brief van 11 november 2021 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om het onderzoek ter heropenen in verband met de inreis van eiseres in Nederland. Bij brieven van 16 november 2021 en 21 december 2021 heeft verweerder laten weten dat deze veranderde omstandigheid verweerder geen aanleiding geven voor een ander standpunt.
De rechtbank heeft op 22 december 2021 op verzoek van de gemachtigde van eiseres het onderzoek heropend. De rechtbank heeft verweerder verzocht of aanleiding wordt gezien om (in de zaak van de kinderen) thans tot een andere belangenafweging te komen.
Verweerder heeft op 19 januari 2022 een nadere reactie gegeven.
De rechtbank heeft bij brief van 21 februari 2022 partijen in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de brief aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven mondeling op een zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Op grond van artikel 8:57 van de Awb heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Syrische nationaliteit. Eiseres is dochter van referent en moeder van [naam2], [naam3], [naam4] en [naam5] [1] .
2. Referent heeft op 26 februari 2018 in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. Hij heeft vervolgens op 2 maart 20218 voor eiseres een mvv-aanvraag ingediend in het kader van nareis. Voor zijn kleinkinderen heeft hij een mvv-aanvraag ingediend met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’. Bij besluit van 6 september 2018 (het primaire besluit) is de aanvraag voor eiseres afgewezen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen kennelijk ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De bestuursrechter moet ambtshalve, dat wil zeggen: los van wat partijen aanvoeren, de ontvankelijkheid van het beroep beoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang meer bij het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit omdat er inmiddels een besluit op het bezwaar van eiseres is genomen. Het beroep dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Nu eiseres op eigen initiatief naar Nederland is gereisd, heeft zij ook overigens geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep gericht tegen de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van de mvv-aanvraag. Het beroep zal daarom voor het overige ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in een deel van de door eiseres gemaakte proceskosten. Daartoe is redengevend dat eiseres het beroep destijds terecht heeft ingediend wegens het overschrijden van de beslistermijn. Dat de beslistermijn is overschreden, is door verweerder overigens erkend. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.zie hiervoor de uitspraak van vandaag van deze rechtbank en zittingsplaats in de zaak met nummer AWB 20/2576