ECLI:NL:RBDHA:2022:5842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag van Syrische eiseres na inreis in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een mvv-aanvraag van een Syrische eiseres. Eiseres had op 6 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 21 april 2020 het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting was ook de referent van eiseres en een tolk aanwezig.
Eiseres heeft in de loop van de procedure haar inreis in Nederland gemeld, wat aanleiding gaf tot heropening van het onderzoek. De rechtbank heeft op 22 december 2021 het onderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te verduidelijken. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres geen procesbelang meer had bij het beroep, omdat er inmiddels een besluit op haar bezwaar was genomen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zowel voor het deel dat betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit als voor het inhoudelijke deel van de mvv-aanvraag.
De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in een deel van de door eiseres gemaakte proceskosten, omdat eiseres het beroep terecht had ingediend wegens het overschrijden van de beslistermijn. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na verzending.