ECLI:NL:RBDHA:2022:5818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/09/609534 / FA RK 21-2067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verzoek tot verklaring voor recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, [X] en [Y], die in Egypte zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.G. Groen, verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ossentjuk, voerde verweer en vroeg om een verklaring voor recht dat partijen al gescheiden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen nog gehuwd zijn, omdat de verstoting door de man op de ambassade in Nederland niet kan worden erkend als een geldige echtscheiding volgens Nederlands recht. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om een verklaring voor recht af te geven dat partijen al gescheiden zijn afgewezen, en heeft het verzoek van de vrouw tot echtscheiding toegewezen. De rechtbank heeft ook de afwikkeling van het huwelijksvermogen bevolen ten overstaan van een notaris. De rechtbank concludeerde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar behoefte aan partneralimentatie, waardoor dit verzoek werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de erkenningsregels voor buitenlandse echtscheidingen en de toepassing van Nederlands recht in deze zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-2067
Zaaknummer: C/09/609534
Datum beschikking: 9 juni 2022

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 19 maart 2022 ingekomen verzoek van:

[X]

volgens de huwelijksakte: [naam X] ,
de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.G. Groen in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A. Ossentjuk in Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 19 maart 2022;
  • het F9-formulier van 26 maart 2021 van de vrouw, met bijlage;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 18 mei 2021;
  • het F9-formulier van 30 juni 2021 van de man, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 30 juni 2021 van de vrouw, met als bijlage het aanvullend verzoekschrift;
  • het verweerschrift (tegen het (aanvullend) verzoekschrift) met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 29 september 2021;
  • het F9-formulier van 5 januari 2022 van de man;
  • het F9-formulier van 9 maart 2022 van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 12 mei 2022 van de vrouw, met bijlagen;
  • het aanvullend verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 13 mei 2022;
  • het F9-formulier van 13 mei 2022 van de vrouw;
  • het F9-formulier van 18 mei 2022 van de man, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 19 mei 2022 van de vrouw, met bijlage;
  • het F9-formulier van 20 mei 2022 van de vrouw, met bijlage.
Op 24 mei 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw bijgestaan door haar advocaat en een tolk W. Fadl;
  • de man bijgestaan door zijn advocaat.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
- het F9-formulier van 24 mei 2022 van de man, met bijlage.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2011 in [huwelijksplaats] , Egypte.
  • Partijen hebben met elkaar samengewoond tot oktober 2017.
  • Uit de uittreksels van de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat partijen de Nederlandse nationaliteit hebben. Partijen stellen dat zij daarnaast de Egyptische nationaliteit hebben.
  • Bij beschikking van 17 augustus 2021 van deze rechtbank is het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een voorlopige partneralimentatie afgewezen.
  • Uit een overgelegde vertaalde kopie van een Bekendmaking van Echtscheiding, Aktenummer: [nr. 1] , Afdruknummer: [nr. 2] van de ambassade van Arabische Republiek Eygpte te Den Haag van [datum 1] 2017 is te lezen dat partijen gescheiden zijn door middel van een definitieve echtscheiding.
  • Ook uit een overgelegde kopie is af te leiden dat deze echtscheiding is ingeschreven op het Ministery of Interior Civil status departement van de Arab Republic of Egypt [datum 2] 2017.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, zoals dat na aanvulling nu luidt:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • te bepalen dat de som, welke de man met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw zal verstrekken strekkende tot haar levenshoud € 1.500,- per maand zal zijn, althans die bijdrage vast te stellen op een zodanige bijdrage met ingang van een zodanige datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen vóór de eerste van iedere maand, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
  • subsidiair, in het geval het echtscheidingsverzoek wordt afgewezen (niet-ontvankelijk wordt verklaard) en wanneer de rechtbank alsdan oordeelt dat partijen reeds gescheiden zijn: te bepalen dat de som, welke de man aan de vrouw zal verstrekken strekkende tot haar levenshoud € 2.268,- per maand zal zijn, zulks ingaande 10 juni 2021, althans die bijdrage vast te stellen op een zodanige bijdrage met ingang van een zodanige datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen vóór de eerste van iedere maand, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
  • de verdeling te bevelen ten overstaan van een notaris van de huwelijksgemeenschap welke door de indiening van het echtscheidingsverzoek is ontbonden met benoeming van een notaris en onzijdige personen volgens de wet,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man, zoals dat na aanvulling en intrekking nu luidt:
  • een verklaring voor recht af te geven dat partijen naar Egyptisch recht op [datum 2] 2017 zijn gescheiden;
  • primair: een verklaring voor recht af te geven dat de echtscheiding van partijen vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, alsmede de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage te gelasten de echtscheiding van partijen in het daartoe bestemde register in te schrijven;
subsidiair: een verklaring voor recht af te geven dat de echtscheiding van partijen vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats Y] , alsmede de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats Y] te gelasten de echtscheiding van partijen alsnog/wederom in het daartoe bestemde register in te schrijven;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Op de zitting heeft de man het verzoek om voor recht te verklaren dat het huwelijk van partijen naar Nederlands recht – als zijnde slechts een religieus huwelijk – niet erkend kan worden (wordt) met als gevolg dat partijen naar Nederlands recht niet gehuwd zijn geweest, ingetrokken.
Na de zitting heeft de man het verzoek om te bepalen dat voor de omvang en de waarde van de huwelijksgemeenschap 1 juni 2018 als peildatum heeft te gelden, althans een datum heeft te gelden welke de rechtbank juist acht, ingetrokken.

Beoordeling

Verklaring voor recht dat partijen al gescheiden zijn
De man verzoekt een verklaring voor recht af te geven dat partijen al zijn gescheiden en dat de echtscheiding van partijen vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van primair de gemeente ’s-Gravenhage en subsidiair de gemeente [woonplaats Y] . De man onderbouwt zijn verzoek door te stellen dat aan de wettelijke voorwaarden van zowel artikel 10:57 als artikel 10:58 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan.
De vrouw betwist de stelling van de man dat partijen al gescheiden zijn. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de verstoting door de man – met de Nederlandse nationaliteit – van de vrouw op de ambassade van Egypte in Den Haag, die vervolgens enkel in Egypte is geregistreerd, niet in Nederland kan worden erkend.
De rechtbank overweegt als volgt. De erkenningsregels voor buiten Nederland tot stand gekomen echtscheidingen en verstotingen zijn neergelegd in artikel 10:57 BW (erkenning buitenlandse echtscheidingen) en artikel 10:58 BW (erkenning buitenlandse verstotingen). Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval echter geen sprake van een buitenlandse echtscheiding of verstoting, zodat de artikelen 10:57 en 10:58 BW niet van toepassing zijn. Er is hier immers enkel sprake is van een door de man in Egypte gedane registratie van een ontbinding van het huwelijk door verstoting van de vrouw in Nederland. De verstoting van de vrouw heeft namelijk plaatsgevonden op de ambassade van Egypte in Nederland (zie onder meer ECLI:NL:HR:1986:AC9558). In Nederland komt op grond van artikel 10:55 BW een echtscheidingsmonopolie aan de Nederlandse rechter toe. De ontbinding van het huwelijk kunnen in Nederland dus uitsluitend worden uitgesproken door de Nederlandse rechter en een ontbinding van het huwelijk kan dus niet tot stand worden gebracht door een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger, ook al is deze naar het recht van de zendstaat hiertoe wel bevoegd. Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat partijen thans niet al gescheiden zijn. De rechtbank zal de verzoeken van de man om een verklaring voor recht af te geven dat partijen al zijn gescheiden en dat de echtscheiding van partijen vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van primair de gemeente ’s-Gravenhage en subsidiair de gemeente [woonplaats Y] , gelet op al het voorgaande, afwijzen.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat partijen nog met elkaar zijn gehuwd, komt zij toe aan een beoordeling van de verzoeken van de vrouw tot echtscheiding, tot vaststelling van partneralimentatie en tot beveling van de verdeling ten overstaan van de notaris.
Echtscheiding
Tussen partijen is niet langer in geschil dat het in Egypte gesloten huwelijk tussen partijen op [huwelijksdatum] 2011 is aan te merken als een in Nederland te erkennen rechtsgeldig huwelijk. De rechtbank sluit zich hierbij aan zodat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk in de zin van artikel 10:31 BW. Immers dit huwelijk is door de autoriteiten van Egypte in 2017 als door echtscheiding ontbonden geacht zodat het is aan te merken als een ingevolge het recht van Egypte rechtsgeldig gesloten huwelijk.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 eerste lid aanhef en onder b van de Brussel II bis-verordening (nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003) rechtsmacht toe om te beslissingen op het verzoek tot echtscheiding.
De rechtbank zal op grond van artikel 10:56 BW Nederlands recht toepassen op het verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van de Alimentatieverordening rechtsmacht toe om te beslissen op het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007, Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt dat zij (een aanvullende) behoefte heeft aan partneralimentatie. De vrouw geeft aan dat zij nu slechts leeft van haar ziektewet-uitkering. Zij heeft geen (inkomen uit) vermogen, heeft geen inkomen uit arbeid meer en ontvangt ook geen € 75,- meer uit een winkel in Caïro.
Door de man zijn voornoemde stelling van de vrouw gemotiveerd betwist en de man stelt zich op het standpunt dat de vrouw geen (aanvullende) behoefte heeft. Volgens hem kan de vrouw, mede met haar (inkomen uit) vermogen – welke inkomsten volgens de man meer bedragen dan € 75,- zoals door de vrouw in eerste instantie is gesteld – volledig zelf in haar (aanvullende) behoefte voorzien.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat de gemeente [plaatsnaam] per brief van 4 februari 2021 het recht van de vrouw op een uitkering op grond van de Participatiewet heeft herzien en het door de vrouw reeds ontvangen bedrag terug zal vorderen. Daarbij heeft de gemeente overwogen dat de vrouw niet of niet tijdig haar vermogen in het buitenland heeft doorgegeven en daarmee niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht. Gelet hierop, ook nu tegen deze beslissing nog een procedure loopt, is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van de vrouw dat zij geen (inkomsten uit) vermogen heeft om zelf in haar aanvullende behoefte te voorzien onvoldoende nader is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrouw aldus niet, dan wel onvoldoende geslaagd om haar (aanvullende behoefte) aan de rechtbank inzichtelijk te maken. De rechtbank concludeert dan ook dat de vrouw haar (aanvullende) behoefte aan een bijdrage in haar levensonderhoud onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt aan de rechtbank en de rechtbank zal het verzoek van de vrouw om partneralimentatie vast te stellen daarom afwijzen.
Omdat de rechtbank het verzoek van de man om voor recht te verklaren dat partijen al gescheiden zijn zal afwijzen en het verzoek van de vrouw tot echtscheiding zal toewijzen, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het subsidiaire verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud.
Afwikkeling van het huwelijksvermogen/verdeling van de huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II bis-verordening rechtsmacht heeft om te beslissen op het verzoek tot echtscheiding, heeft zij op grond van artikel 5 eerste lid Verordening huwelijksvermogensstelsels (2016/1103) ook rechtsmacht om te oordelen over het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen.
Volgens de vrouw is Nederlands recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen, in ieder geval vanaf het moment waarop de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over het toepasselijk recht.
De rechtbank gaat bij bepaling van het toepasselijk recht uit van het volgende. Voor de bepaling welk verdrag dan wel welke verordening van toepassing is, dient te worden gekeken naar de huwelijksdatum. Omdat het huwelijk tussen partijen is gesloten na 1 januari 1992 en vóór 29 januari 2019 is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (HVV 1978) van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Partijen hebben geen rechtskeuze uitgebracht vóór (artikel 3 HVV 1978) of tijdens (artikel 6 HVV 1978) het huwelijk. Daarom moet het toepasselijk recht worden bepaald aan de hand van artikel 4 HVV 1978.
Uit het afschrift van de huwelijksakte is de rechtbank gebleken dat beide partijen op het moment van de huwelijkssluiting in ieder geval de Egyptische nationaliteit hadden. De man woonde ten tijde van de huwelijkssluiting in Nederland en de vrouw in Egypte. Volgens het uittreksel uit de BRP heeft de vrouw zich op 17 februari 2012 ingeschreven in Nederland. De rechtbank gaat er gelet op deze inschrijving vanuit dat de vrouw zich per die datum, en dus niet binnen zes maanden na het huwelijk, in Nederland heeft gevestigd. Dit betekent dat partijen hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk niet op het grondgebied van dezelfde staat hebben gevestigd. Gelet op het voorgaande is op grond van artikel 4 tweede lid sub 3 HVV 1978 Egyptisch recht – het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen – van toepassing is.
Nadien heeft zich echter de situatie voorgedaan zoals omschreven in artikel 7 tweede lid sub 3 HVV 1978. De vrouw heeft zich op 17 februari 2012 in Nederland gevestigd, waardoor vanaf die datum Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime van partijen. Dit betekent dat in de periode van 22 februari 2011 tot 17 februari 2012 Egyptisch recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en dat vanaf 17 februari 2012 Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime. Dit wordt het ‘wagonstelsel’ genoemd. Het Nederlands recht beheerst alleen de goederen die partijen ná de wijziging, dus na 17 februari 2012, hebben verkregen. De eerder verkregen goederen blijven vallen onder het recht waaronder zij zijn verkregen, het Egyptische recht.
Inhoudelijke beoordeling
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bevelen ten overstaan van een notaris met benoeming van een notaris en onzijdige personen volgens de wet.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2011 in [huwelijksplaats] Egypte;
*
beveelt de afwikkeling van het huwelijksvermogen c.q. de verdeling van de huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris van de huwelijksgemeenschap, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
benoemt tot notaris ten overstaan van wie de afwikkeling van het huwelijksvermogen c.q. de verdeling van de huwelijksgemeenschap behoort te worden tot stand gebracht: [naam notaris] , notaris in [woonplaats Y] dan wel de plaatsvervanger;
benoemt, voor het geval een partij weigert of nalatig blijft tot de afwikkeling van het huwelijksvermogen c.q. de verdeling van de huwelijksgemeenschap mede te werken, tot onzijdig persoon volgens de wet:
  • voor de vrouw: mr. [naam advocaat 1] , kantoorhoudende in [woonplaats Y] , dan wel de plaatsvervanger;
  • voor de man: mr. [naam advocaat 2] , kantoorhoudende in [woonplaats Y] , dan wel de plaatsvervanger;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, in samenwerking met
mr. S. Sluijmer, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 9 juni 2022.