ECLI:NL:RBDHA:2022:5815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser met betrekking tot de Wet WIA
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser, die als docent godsdienst werkte, was sinds 2010 arbeidsongeschikt door psychische klachten en ontving een WGA-uitkering. In het primaire besluit van 5 november 2020 werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 77,13%, wat leidde tot de conclusie dat zijn uitkering niet zou veranderen. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, omdat hij meende dat zijn arbeidsongeschiktheid niet correct was beoordeeld en dat er sprake was van een verslechtering van zijn gezondheid.
De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bestudeerd. De rechtbank concludeert dat de rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en dat de bevindingen van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiser had de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden en begrijpelijk waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiser correct heeft beoordeeld en dat de urenbeperking van 6-7 uur per dag, 30-32 uur per week adequaat was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Uwv om de WGA-loonaanvullingsuitkering niet te wijzigen, standhield. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.