ECLI:NL:RBDHA:2022:5813
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.P.G.H. Belluz, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, afgewezen op 20 januari 2022 als kennelijk ongegrond. Na een corrigerend besluit op 21 januari 2022 werd de verzoeker opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten, in verband met een eerder terugkeerbesluit van 3 september 2020.
De verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, met de vraag om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2022 behandeld, maar de gemachtigde van verzoeker was niet verschenen. Verweerder was wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.B. van den Toorn-Volkers.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels op het beroep in een andere zaak (NL22.1292) was beslist, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Kurzawa, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.