ECLI:NL:RBDHA:2022:5783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
NL22.7617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had op 24 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval was Italië verantwoordelijk, aangezien eiser op 30 september 2021 illegaal Italië was binnengekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, en dat eiser niet heeft aangetoond dat Italië haar internationale verplichtingen niet zal nakomen. Eiser voerde aan dat hij in Italië was vernederd en misleid, en dat hij inmiddels goed geïntegreerd was in de Nederlandse samenleving. Echter, de rechtbank oordeelde dat de persoonlijke ervaringen van eiser niet voldoende waren om aan te tonen dat Italië haar verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag van eiser in Nederland te behandelen, en dat Italië haar verplichtingen zal nakomen.

De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard, en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.7617
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [Geboortedatum]. Op 24 oktober 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Bij bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening1 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
3. Uit onderzoek uit Eurodac is gebleken dat eiser op 30 september 2021 Italië illegaal is ingereisd. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening is de lidstaat van welke de vreemdeling op illegale wijze de grens heeft overschreden vanuit een derde land, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
1. Verordening nr. (EU) 604/2013.
Verweerder heeft Italië daarom verzocht om eiser over te nemen. De Italiaanse autoriteiten zijn daarmee op 14 februari 2022 akkoord gegaan.
4. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, nu eiser via Italië Europa is binnengekomen. In geschil is of ten aanzien van het asielverzoek van eiser kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder zich de asielaanvraag van eiser had moeten aantrekken. Hiermee doet eiser een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser voert hiertoe aan dat hij in Italië is vernederd en misleid waardoor hij terug moest denken aan zijn oorlogsverleden in Syrië. Ook stelt hij zich met zijn klachten tot de Italiaanse autoriteiten te hebben gewend maar niet serieus te zijn genomen. Ter zitting voert eiser nog aan dat hij inmiddels dermate geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving dat ook hierom artikel 17 door verweerder toegepast zou moeten worden.
5.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM2 en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waarnaar de vreemdeling zal terugkeren zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat zich in zijn zaak feiten en omstandigheden voordoen op basis waarvan aannemelijk wordt gemaakt dat in dit geval Italië haar verdragsverplichtingen niet na zal komen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd aan te tonen dat Italië haar verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Het persoonlijk relaas van eiser biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de asielprocedure in Italië niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Eiser heeft zijn stellingen niet onderbouwd met stukken die eiser persoonlijk betreffen. Bovendien stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser geen verzoek om internationale bescherming in Italië heeft ingediend. Eiser heeft hierdoor geen persoonlijke ervaring met de asielprocedure in Italië. De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat eiser de Nederlandse taal reeds redelijk spreekt en veel contacten heeft gelegd in de Nederlandse maatschappij. Dit blijkt ook uit de brieven, afkomstig van vrienden en kennissen, die eiser aan het dossier heeft toegevoegd. Het is te prijzen dat eiser zich zo inspant om te integreren in de Nederlandse maatschappij maar dit zijn geen dermate bijzondere of individuele omstandigheden die maken dat van een overdracht aan Italië kan worden afgezien.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder mogen stellen dat in het geval van eiser Italië haar internationale verplichtingen zal nakomen. Hierdoor is er voor verweerder geen aanleiding om de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
□t