ECLI:NL:RBDHA:2022:5764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/09/628256 / KG RK 22-472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoeken tegen rechters in strafzaak

Op 7 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van een verzoeker, bijgestaan door mr. C.J.P. Liefting, tegen de rechters mrs. L.K. van Zaltbommel en C.M.A. de Koning. De verzoeker had de wraking ingediend omdat hij van mening was dat de rechters niet onpartijdig waren. Hij stelde dat mr. Van Zaltbommel bij aanvang van de zitting had aangegeven dat hij niet alle stukken had gelezen, en dat mr. De Koning hem ter zitting langdurig had bevraagd over zijn zicht, wat volgens verzoeker aantoonde dat deze rechter de stukken niet kende.

De wrakingskamer heeft de verzoeken afgewezen. De kamer oordeelde dat uit het proces-verbaal van de zitting van 13 april 2022 blijkt dat de oudste rechter, mr. Van Zaltbommel, de verzoeker uitvoerig de gelegenheid heeft gegeven om zijn verzoek tot niet-ontvankelijkheid nader toe te lichten. De enkele omstandigheid dat hij het verzoek niet had gezien, was geen aanwijzing voor partijdigheid. Evenzo werd de stelling van verzoeker dat mr. De Koning de stukken niet had gelezen, niet gevolgd, omdat de rechter de verzoeker kritisch had bevraagd over zijn zicht, wat niet per definitie duidt op partijdigheid.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden, en dat de rechters in hun rol als onpartijdige beslissers konden blijven functioneren. De beslissing om de wrakingsverzoeken af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/18
zaak- /rekestnummer: C/09/628256 / KG RK 22-472
Beslissing van 7 juni 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
bijgestaan door mr. C.J.P. Liefting, advocaat te Mijdrecht,
strekkende tot de wraking van
mrs. L.K. van Zaltbommel en C.M.A. de Koning,
rechters in deze rechtbank,
hierna tezamen te noemen: de rechters.
Belanghebbende in deze procedure is mr. S. van Dongen, officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 13 april 2022, waarin de mondelinge wrakingsverzoeken en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van mr. Van Zaltbommel van 13 april 2022;
- twee brieven van verzoeker van 25 april 2022, beide met producties;
- de schriftelijke reactie van mr. De Koning van 11 mei 2022;
- de brief van 20 mei 2022 van verzoeker, met producties;
- het mailbericht van 20 mei 2022 van mr. Van Zaltbommel;
- het mailbericht van 22 mei 2022 van mr. Van Dongen, met als bijlage aantekeningen ten aanzien van het wrakingsverzoek;
- het mailbericht van 23 mei 2022 van mr. De Koning.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 23 mei 2022 is mr. Liefting verschenen namens verzoeker. De rechters en de belanghebbende zijn niet verschenen.

2.De wrakingsverzoeken

2.1.
De verzoeken strekken tot wraking van de rechters in de zaak met parketnummer 09/000342-22 tegen verzoeker als verdachte in een strafzaak. Deze strafzaak is op 13 april 2022 ter zitting behandeld door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters en een voorzitter (die door verzoeker niet is gewraakt).
2.2.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. Mr. Van Zaltbommel wordt gewraakt omdat hij bij aanvang van de zitting heeft gezegd dat hij niet alle stukken heeft gelezen, omdat het er teveel zijn geweest en er nog meer zaken lopen, terwijl verzoeker er recht op heeft dat de rechters alle stukken hebben gelezen. Mr. De Koning wordt gewraakt omdat hij verzoeker ter zitting langdurig heeft bevraagd over zijn zicht. Daaruit blijkt dat hij de stukken ook niet kende, omdat daarbij bewijzen zaten van de juistheid van hetgeen verzoeker heeft verklaard over zijn zicht.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en zij hebben op de verzoeken gereageerd. Die reacties worden hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer overweegt volledigheidshalve dat verzoeker in een van zijn brieven van 25 april 2022 weliswaar heeft toegelicht wat hij opmerkelijk vond aan de zitting, maar niet heeft gesteld dat daaruit blijkt dat de rechters vooringenomen waren. Overigens schrijft de wet ook voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden en daarvan is hier geen sprake. De wrakingskamer zal dus alleen de onder 2.2 genoemde wrakingsgronden beoordelen.
3.3.
Namens verzoeker zijn voorafgaand aan de zitting van 13 april 2022 enkele stukken naar de rechtbank gestuurd, te weten een verweerschrift van 6 april 2022 met 18 producties, twee e-mailberichten van 10 april 2022, waarvan één met een productie, een e-mailbericht van 11 april 2022 om 10.02 uur met producties en een e-mailbericht van 11 april 2022 om 16.37 uur met een productie met bijlagen
3.4.
In het proces-verbaal van de zitting van 13 april 2022 is ten aanzien van de ontvangst van de stukken opgenomen:
“De raadsman vraagt de rechtbank of zijn verzoek strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is ontvangen. De oudste rechter antwoordt dat de rechtbank stukken heeft ontvangen, maar dat hij geen verzoek strekkende tot niet-ontvankelijkheid heeft gezien. (…) De oudste rechter merkt op dat de rechtbank veel mails met bijlagen heeft ontvangen van de raadsman, terwijl dit niet de enige zaak is die de rechtbank behandelt. Het kan dan gebeuren dat de rechtbank niet alles meteen ziet. (…)”
3.5.
Het uitgangspunt is dat een proces-verbaal van een zitting de kenbron is van hetgeen ter zitting is voorgevallen en dat uitgegaan kan worden van de juistheid van hetgeen in het proces-verbaal staat vermeld. De wrakingskamer ziet in dit geval geen redenen om af te wijken van dit uitgangspunt.
3.6.
In het proces-verbaal kan geen bevestiging worden gevonden van de juistheid van het standpunt van verzoeker dat mr. Van Zaltbommel “de stukken” niet heeft gelezen. Hieruit volgt enkel dat mr. Van Zaltbommel het verzoek strekkende tot niet-ontvankelijkheid niet heeft gezien. De juistheid van het standpunt van verzoeker blijkt ook niet uit het door verzoeker overgelegde bewijs dat tussen 6 en 13 april 2022 geen stukken aan het digitale strafdossier zijn toegevoegd. Beide rechters hebben immers verklaard dat zij op 11 april 2022 vier e-mailberichten met bijlagen per e-mail hebben ontvangen. Het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring is als vijfde en laatste stuk op 11 april 2022 om 16.37 uur ingediend. Wat dat verzoek betreft blijkt uit het proces-verbaal dat mr. Van Zaltbommel verzoeker uitvoerig de gelegenheid heeft gegeven om dit ter zitting nader toe te lichten
(“de oudste rechter merkt op dat de rechtbank thans alle tijd heeft om naar het verzoek van de raadsman te luisteren en nodigt de raadsman uit zijn verzoek nader toe te lichten”), van welke gelegenheid namens verzoeker ook gebruik is gemaakt. Mede in dat licht levert de enkele omstandigheid dat mr. Van Zaltbommel voorafgaand aan de zitting dat verzoek niet heeft ontvangen/gelezen, geen aanwijzing op voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.7.
Dat mr. De Koning de stukken niet heeft gelezen blijkt volgens verzoeker uit de wijze waarop mr. De Koning verzoeker ter zitting over zijn zicht heeft bevraagd. Daarin volgt de wrakingskamer verzoeker echter niet. Dat namens verzoeker stukken in het geding zijn gebracht ter onderbouwing van zijn verslechterde zicht, laat onverlet dat mr. De Koning aanleiding heeft kunnen zien om verzoeker daarover ter zitting (kritisch) te bevragen. Dat is ook hetgeen hij heeft gedaan, gezien hetgeen hierover in het proces-verbaal staat vermeld. Dit vormt geen aanwijzing voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.8.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen plaats is voor toewijzing van een van de wrakingsverzoeken.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst de verzoeken tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn advocaat;
• de officier van justitie mr. Van Dongen;
• de beide rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.