Op 7 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van een verzoeker, bijgestaan door mr. C.J.P. Liefting, tegen de rechters mrs. L.K. van Zaltbommel en C.M.A. de Koning. De verzoeker had de wraking ingediend omdat hij van mening was dat de rechters niet onpartijdig waren. Hij stelde dat mr. Van Zaltbommel bij aanvang van de zitting had aangegeven dat hij niet alle stukken had gelezen, en dat mr. De Koning hem ter zitting langdurig had bevraagd over zijn zicht, wat volgens verzoeker aantoonde dat deze rechter de stukken niet kende.
De wrakingskamer heeft de verzoeken afgewezen. De kamer oordeelde dat uit het proces-verbaal van de zitting van 13 april 2022 blijkt dat de oudste rechter, mr. Van Zaltbommel, de verzoeker uitvoerig de gelegenheid heeft gegeven om zijn verzoek tot niet-ontvankelijkheid nader toe te lichten. De enkele omstandigheid dat hij het verzoek niet had gezien, was geen aanwijzing voor partijdigheid. Evenzo werd de stelling van verzoeker dat mr. De Koning de stukken niet had gelezen, niet gevolgd, omdat de rechter de verzoeker kritisch had bevraagd over zijn zicht, wat niet per definitie duidt op partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden, en dat de rechters in hun rol als onpartijdige beslissers konden blijven functioneren. De beslissing om de wrakingsverzoeken af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.