ECLI:NL:RBDHA:2022:5726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
NL21.5498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzaak onder de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 12 april 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris diende op 28 april 2021 een verweerschrift in, waarop de eiser reageerde. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden, geen beroep mogelijk is bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank stelt vast dat de eiser na het indienen van zijn asielaanvraag op 21 maart 2019, die niet in behandeling was genomen, op 18 augustus 2020 een nieuwe aanvraag heeft ingediend. Deze aanvraag valt onder de bepalingen van de Tijdelijke wet, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier M.Ch. Grazell en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 april 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft op 28 april 2021 een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij schrijven van 28 april 2021 gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 1 van de op 11 juli 2020 in werking getreden Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet), zoals deze wet luidde ten tijde van het indienen van het beroepschrift, is behoudens het bepaalde in artikel 3 van deze wet geen beroep mogelijk bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In artikel 3 van de Tijdelijke wet is bepaald dat artikel 1 buiten toepassing blijft indien vóór het in werking treden van de wet sprake is van het niet tijdig beslissen op zo’n aanvraag en verweerder eveneens vóór inwerkingtreding van de wet op geldige wijze schriftelijk in gebreke is gesteld.
2. Eiser heeft, nadat zijn asielaanvraag van 21 maart 2019 op grond van de Dublinverordening niet in behandeling was genomen, op 18 augustus 2020, dus na het inwerking treden van de Tijdelijke wet een asielaanvraag ingediend die wordt behandeld in de nationale procedure. Het beroep moet dan ook geacht worden te zijn gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze laatste aanvraag. In dit geval is echter artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing, zodat geen beroep mogelijk is bij de bestuursrechter.
3. De rechtbank is kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. De rechtbank is kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.